In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 juli 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1997. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die op 30 juli 2025 door de burgemeester van Tilburg was genomen. De rechtbank heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij verschillende deskundigen, waaronder psychiaters, zijn gehoord. De betrokkene verblijft in een accommodatie en vertoont agressief gedrag, wat aanleiding geeft tot de zorg dat zijn toestand ernstig kan verslechteren zonder verplichte zorg.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder ernstige psychische schade en gevaar voor de algemene veiligheid. De betrokkene heeft eerder medicatie gekregen maar is daarmee gestopt, wat heeft geleid tot een verslechtering van zijn toestand. De rechtbank oordeelt dat de gevraagde vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het gevaar af te wenden en verleent de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, tot en met 21 augustus 2025. De rechtbank wijst andere verzoeken af, omdat deze niet noodzakelijk zijn. De beschikking is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 7 augustus 2025.