ECLI:NL:RBZWB:2025:5257

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
7 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/436205 JE RK 25-1014
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Phillips
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 23 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds haar geboorte bij haar oma woont en dat de moeder het ouderlijk gezag over haar heeft. De gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van vier maanden. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 23 juli 2025 gehouden, waarbij de moeder en de vader niet aanwezig waren. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige beoordeeld en geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de Raad voor de Kinderbescherming geen gronden ziet voor een gezagsbeëindiging van de moeder. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat. De kinderrechter heeft een nieuwe mondelinge behandeling gepland om de situatie verder te bespreken en de ouders de gelegenheid te geven om hun standpunten kenbaar te maken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/436205 / JE RK 25-1014
Datum uitspraak: 23 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres;
[de oma (vz)],
hierna te noemen de oma (vaderszijde),
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.A. Scanlan te Roosendaal.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader] ,
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 6 juni 2025;
  • het op 19 juni 2025 ontvangen e-mailbericht van de moeder.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 23 juli 2025.
Daarbij waren aanwezig:
- de oma met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, tevens de betrokken jeugdbeschermer.
De moeder heeft in voormeld e-mailbericht laten weten dat zij de mondelinge behandeling niet zal bijwonen omdat zij geen vervoer heeft en geen oppas voor haar vier kinderen.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft daar niet op gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . De vader heeft [minderjarige] erkend.
2.2.
[minderjarige] woont vanaf dat zij twee maanden oud is bij de oma.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 juli 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 27 juli 2024 tot 27 juli 2025. Bij die beschikking is ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin (de oma) verlengd voor dezelfde periode.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van vier maanden. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin (bij de oma) te verlengen voor de duur van vier maanden.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI voert aan dat de afgelopen periode (verder) is gewerkt aan de volgende doelen:
1. [minderjarige] heeft de duidelijkheid waar zij kan/mag opgroeien tot in ieder geval haar 18e levensjaar.
2. [minderjarige] is in staat om een veilige gehechtheidsrelatie aan te gaan met haar ouders en/of voor haar andere belangrijke personen (verzorgers).
Het eerste doel is deels behaald.
De hulpverlening vanuit De GezinsManager is afgesloten in december 2024. Er is ingezet op de onderlinge communicatie tussen de oma en de moeder, het vergroten van de rol van de moeder, de omgangsregeling tussen de ouders en [minderjarige] en het opstellen van een Words en Pictures verhaal voor [minderjarige] . Dit is met haar doorgenomen. Hierin staat opgenomen dat [minderjarige] bij de oma woont en hier blijft wonen.
De onderlinge communicatie tussen de oma en de moeder is sterk verbeterd. Ze stemmen zaken met elkaar af, komen regelmatig bij elkaar en er is een ontspannen sfeer. Ze lijken elkaar beter te begrijpen en ook naar elkaar uit te spreken als ze ergens tegenaan lopen. Dit zorgt ervoor dat de moeder meer meekrijgt over de ontwikkeling van [minderjarige] , waardoor zij beter op de hoogte is en op sommige momenten ook beter haar rol/verantwoordelijkheid als moeder kan pakken. De omgang tussen de ouders en [minderjarige] verloopt positief.
Eerder is uit het perspectiefonderzoek vanuit De GezinsManager geconcludeerd dat [minderjarige] op haar plek zit bij de oma en dat het in haar belang is om hier verder op te groeien. De GI heeft een verzoek tot onderzoek gezagsbeëindiging van de moeder ingediend bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) om het perspectief van [minderjarige] vast te stellen. De Raad ziet echter onvoldoende gronden voor een gezagsbeëindiging van de moeder. De GI kan dit volgen, maar acht het noodzakelijk dat er toch een besluit wordt genomen over het perspectief van [minderjarige] .
Doordat een perspectiefbepaling enkel in combinatie met een gezagsbeëindiging
kan worden voorgelegd aan de rechtbank, is dit de afgelopen periode niet mogelijk geweest. De GI is nog altijd van mening dat het perspectief van [minderjarige] bij de oma ligt, omdat uit het perspectiefonderzoek van De GezinsManager is gebleken dat de situatie bij ouders niet goed genoeg is om [minderjarige] thuis te plaatsen. De GI wil de maatregelen voor een korte periode verlengen zodat het verzoek tot perspectiefbepaling bij de oma in deze procedure kan worden meegenomen. Als het perspectief van [minderjarige] door de rechtbank bepaald zou worden, is dit doel behaald. De plaatsing van [minderjarige] bij de oma is dan geborgd. De GI verzoekt de rechtbank dan ook om een perspectiefbesluit te nemen met betrekking tot [minderjarige] en dit op te nemen in de beschikking.
Het tweede doel is behaald.
[minderjarige] heeft een frequente omgangsregeling met haar ouders. Op de momenten dat zij de ouders niet fysiek ziet, videobellen zij met elkaar. De GezinsManager heeft het advies gegeven om één keer per twee weken in het weekend omgang te laten plaatsvinden zodat [minderjarige] ook weekenden bij de oma heeft. In de vakanties kan er gekeken worden naar extra mogelijkheden en zij kunnen dit onderling met elkaar afstemmen. In de gehele periode van de ondertoezichtstelling is er nauwelijks tot geen contact geweest met de vader. De vader heeft een periode in detentie gezeten en is recent weer vrijgekomen, maar alle communicatie vanuit de GI verloopt via de moeder.
De GI vindt een verlenging van de maatregelen voor een periode van vier maanden noodzakelijk om een (juridische) borging te realiseren door het perspectief van [minderjarige] bij de oma vast te laten leggen in een rechterlijke uitspraak. Het is voor alle betrokkenen van belang dat duidelijk wordt dat het perspectief niet meer bij de ouders ligt en dat in het kader van de ondertoezichtstelling niet meer zal worden toegewerkt naar een thuisplaatsing. De GI heeft de ouders een brief gestuurd waarin dit staat opgenomen.
Verder hoopt de GI gedurende de komende periode de pleegzorgbegeleiding bij de oma thuis van de grond te krijgen. Dit is tot op heden namelijk niet gelukt omdat de oma door de pleegzorginstanties uit de regio wordt afgewezen omdat er in het verleden contacten door politie/justitie zijn geweest met haar inmiddels meerderjarige zoon. De GI is het hier niet mee eens en heeft het ondersteuningspunt ingeschakeld om mee te denken omdat de oma hierdoor ook niet voor pleegzorgvergoeding in aanmerking komt.
4.2.
Door en namens de oma is naar voren gebracht dat de oma kan instemmen met het verzoek. Het gaat goed met [minderjarige] bij de oma. [minderjarige] heeft regelmatig contact met de ouders, maar zij wil daar nog niet blijven slapen. De oma vindt het fijn dat de verstandhouding met de moeder sterk is verbeterd. Alles wat nodig is voor [minderjarige] wordt in goed onderling overleg geregeld.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de oma nog altijd noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding. [2]
5.2.
[minderjarige] woont al bijna haar hele leven bij de oma en zij ontwikkelt zich daar goed. De kinderrechter vindt het heel knap van de moeder en de oma dat ze de afgelopen periode veel hebben bereikt in het verder opbouwen van het onderlinge vertrouwen en de samenwerking met elkaar. Hierdoor lukt het nu goed om het contact tussen [minderjarige] en de ouders op een positieve en natuurlijke manier te laten verlopen, waarbij wordt aangesloten bij het tempo, de behoeften en mogelijkheden van [minderjarige] .
5.3.
De kinderrechter begrijpt dat de GI de huidige stabiele situatie van [minderjarige] wil borgen. Duidelijk is dat de Raad voor de Kinderbescherming geen gronden ziet voor een gezagsbeëindigende maatregel. Die ziet de kinderrechter evenmin. In dat kader kan er dus geen afweging worden gemaakt over het perspectief van [minderjarige] . Om die reden verzoekt de GI de kinderrechter om een beslissing te nemen over het perspectief. Hoewel de kinderechter zich in het kader van de uitvoering van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing kan uitlaten over een door de GI genomen perspectiefbesluit, maakt een eventuele overweging niet dat de plaatsing van [minderjarige] bij de oma daarmee juridisch geborgd zou zijn wanneer wordt overgestapt naar het vrijwillige kader.
5.4.
De kinderrechter vindt het jammer dat de moeder niet bij de mondelinge behandeling aanwezig kon zijn. Hierdoor heeft de kinderrechter niet met de moeder kunnen bespreken hoe zij vindt dat het nu gaat en hoe zij de toekomst van [minderjarige] ziet.
5.5.
Dit alles maakt dat de kinderrechter een nieuwe mondelinge behandeling nodig vindt, en wel op [datum] 2025.
Dit stelt
de moederruimschoots in de gelegenheid om voor die tijd vervoer en oppas te regelen.
De GIheeft de tijd om de pleegzorgbegeleiding bij de oma te realiseren. Mocht de GI van mening zijn dat de maatregelen nog verlengd moeten worden, dan verzoekt de kinderrechter de GI om tijdig een verlengingsverzoek in te dienen en daarbij aan te geven dat het verzoek op [datum] moet worden behandeld, gelijktijdig met het resterende deel van het onderhavige verzoek.
Tot slot zal de kinderrechter
de Raad voor de Kinderbescherminguitnodigen voor de volgende mondelinge behandeling om een advies te geven over de (on)mogelijkheden om de maatregelen niet verder te verlengen en verder te gaan in het vrijwillige kader.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 27 juli 2025 tot 25 november 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin (oma vaderszijde) met ingang van 27 juli 2025 tot 25 november 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2025 om [uur], bij de kinderrechter (mr. Phillips) van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationsstraat 10, 4815 GW Breda;
6.5.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor die zitting voor de moeder, de oma en haar advocaat, de GI en de Raad;
6.6.
bepaalt dat de vader per aparte brief als informant wordt opgeroepen;
6.7.
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2025 door mr. Phillips, kinderrechter, in aanwezigheid van Dekkers als griffier, en op schrift gesteld op 25 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.