ECLI:NL:RBZWB:2025:5260

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
24/8193
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een eenmalig bedrag op grond van het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister de keuze voor de leeftijdsgrens van 18 jaar in het Tijdelijk besluit inzichtelijk en voldoende onderbouwd heeft gemaakt. Eiseres, geboren in 1946 in Paramaribo, Suriname, kwam op 2 november 1964 naar Nederland, maar was toen nog geen 18 jaar oud. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor toekenning van het bedrag, omdat zij jonger was dan 18 jaar op het moment van haar verhuizing naar Nederland. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de strikte toepassing van de leeftijdsgrens onrechtvaardig is. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de minister terecht de aanvraag van eiseres heeft afgewezen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan op 6 augustus 2025 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/8193 BESLU

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de minister.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om toekenning van een eenmalig bedrag op grond van het Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst (Tijdelijk besluit). Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag terecht ongegrond heeft verklaard. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Op 25 november 1975 is Suriname onafhankelijk geworden van het Koninkrijk der Nederlanden. De minister kent met het Tijdelijk besluit als gebaar van erkenning een eenmalig bedrag toe aan ouderen van Surinaamse herkomst, dat ziet op de unieke samenloop van omstandigheden van deze groep. Deze samenloop van omstandigheden is gevormd door de verwachtingen die zijn ontstaan rondom het onafhankelijkheidsproces van Suriname, in verband met de komst van deze groep naar Nederland met het oog op de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst, het onrecht dat deze groep ervaart, omdat zij veronderstelden door de komst naar Nederland ook recht op een volledige ouderdomsuitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) te krijgen, terwijl soms over een lange periode geen recht op grond van de AOW is opgebouwd, en de politiek-bestuurlijke wens om de pijn van deze groep vanwege deze samenloop van omstandigheden te erkennen. [1]
2.1.
Eiseres is op [datum] 1946 geboren in Paramaribo, Suriname. Volgens eiseres is zij op 15 mei 1964 naar Nederland gekomen. Uit de inschrijving in de Basisregistratie persoonsgegevens blijkt dat eiseres officieel op 2 november 1964 in Nederland is komen wonen. Zij was toen 17 jaar en 11 maanden oud.
2.2.
Eiseres heeft op 2 september 2024 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van het Tijdelijk besluit. Met het primaire besluit van 6 september 2024 heeft de minister de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat zij niet voldoet aan de voorwaarden. Zij was namelijk jonger dan 18 jaar toen zij in Nederland kwam wonen.
2.3.
Met het bestreden besluit van 30 oktober 2024 heeft de minister het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.4.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.5.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.6.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld door mevrouw [naam], en mr. G.E. Eind namens de minister.

Toetsingskader

3. Een persoon heeft recht op een eenmalig bedrag, indien deze:
uiterlijk op 25 november 1975 in Nederland is gaan wonen, met het oog op de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst;
voorafgaand aan het tijdstip waarop deze persoon in Nederland ging wonen in Suriname woonde;
ten minste de leeftijd van 18 jaar had bereikt op het tijdstip, waarop deze persoon in Nederland ging wonen; en
op 1 juli 2024 ten minste 20 jaar in Nederland heeft gewoond. [2]

Gronden van eiseres

4. Eiseres stelt dat zij recht heeft op een eenmalig bedrag op grond van het Tijdelijk besluit. Zij was weliswaar jonger dan 18 jaar toen zij in 1964 in Nederland ging wonen, maar zij heeft bewust en zelfstandig de keuze gemaakt om naar Nederland te verhuizen en haar harde slavenbestaan in Suriname achter zich te laten. Daartoe voert zij aan dat zij 8 jaar was toen haar moeder overleed. Van haar vader moest zij voor haar zes jongere broertjes en zusjes zorgen. Tot haar vertrek naar Nederland runde zij het huishouden en heeft zij ook nog betaald werk gedaan als schoonmaakster. Daaruit blijkt volgens eiseres dat zij voor haar vertrek al zelfstandig was en meer verantwoordelijkheden had dan haar leeftijdgenoten. Enkele jaren later heeft zij haar broers naar Nederland gehaald. Ze vindt het onrechtvaardig dat haar broers en zussen wel een uitkering hebben gekregen en zij niet.

Beoordeling door de rechtbank

Het geschil
5. Om voor een eenmalig bedrag in aanmerking te komen, moet de persoon voldoen aan alle hiervoor onder 3. genoemde voorwaarden. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres in 1964 (en daarmee voor 25 november 1975) vanuit Suriname in Nederland is gaan wonen en dat zij op 1 juli 2024 ten minste 20 jaar in Nederland heeft gewoond en nog woont. Daarmee voldoet eiseres aan de voorwaarden onder a, b en d.
5.1.
Vaststaat dat eiseres de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt toen zij (formeel) op 2 november 1964 in Nederland ging wonen. Naar de letterlijke tekst van artikel 3, aanhef en onder c, van het Tijdelijk besluit voldoet eiseres daarmee niet aan deze voorwaarde om in aanmerking te komen voor een eenmalig bedrag. Gezien de gronden van eiseres spitst deze zaak zich toe op de vraag of eiseres toch in aanmerking had moeten worden gebracht voor een eenmalig bedrag via de weg van exceptieve toetsing van het Tijdelijk besluit. Verder ligt de vraag voor of de minister anders had moeten beslissen op basis van een aantal algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Hardheidsclausule
5.2.
De rechtbank stelt vast dat de minister er bewust voor heeft gekozen om in het Tijdelijk besluit geen hardheidsclausule op te nemen. De minister heeft dit ook toegelicht in het commissiedebat van 29 juni 2023. [3] Daarin is door de minister het standpunt ingenomen dat door middel van een hardheidsclausule ook andere mensen in aanmerking kunnen komen voor het gebaar. Die gedachtegang kan de rechtbank volgen. De suggestie in het commissiedebat dat hardheidsclausules heel ingewikkeld zijn, kan de rechtbank echter niet plaatsen. Een hardheidsclausule geeft de minister en de rechtbank immers meer ruimte om in uitzonderlijke en onredelijke gevallen de belangen van de betrokkene af te wegen tegen de belangen van de minister met inachtneming van het doel van de regeling. In het geval van eiseres had de rechtbank daarmee gewicht kunnen toekennen aan haar verhaal en haar (door de rechtbank aannemelijk geachte) stelling dat zij een bewuste keuze heeft gemaakt om naar Nederland te verhuizen. Hiervoor heeft de minister echter niet gekozen en de rechtbank dient deze keuze te respecteren.
De wijze van toetsen
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat het Tijdelijk besluit een algemeen verbindend voorschrift is, niet zijnde een wet in formele zin. Een algemeen verbindend voorschrift kan, ook wanneer het gaat om de uitoefening van een gebonden bevoegdheid, buiten toepassing worden gelaten indien het wettelijk voorschrift als zodanig niet rechtmatig is (de exceptieve toetsing) of als toepassing van het wettelijk voorschrift in het individuele geval niet rechtmatig is (de rechtstreekse toetsing). De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de grote kamer van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven van 26 maart 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:190).
Exceptieve toetsing
5.4.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de exceptieve toetsing dat de minister bij de totstandkoming van een algemeen verbindend voorschrift, zoals het Tijdelijk besluit, veel beslissingsruimte heeft. Dit betekent dat de rechtbank de in het Tijdelijk besluit vastgestelde voorwaarden, waaronder een onverplichte tegemoetkoming in de vorm van een eenmalig bedrag kan worden toegekend terughoudend moet toetsen. De rechtbank wijst hierbij op de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) over de exceptieve toetsing van algemeen verbindende voorschriften, bijvoorbeeld de uitspraak van 18 april 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:748).
5.5.
Uit de Nota van Toelichting [4] bij het Tijdelijk besluit volgt dat de toekenning van een eenmalig bedrag op grond van het Tijdelijk besluit voortkomt uit een politiek-bestuurlijke wens om een gebaar te maken naar een groep ouderen van Surinaamse herkomst met een groot en langlopend gevoel van onrechtvaardigheid. Het gaat daarbij om de verwachtingen die bij deze groep toenmalige rijksgenoten zijn ontstaan rondom het onafhankelijkheidsproces van Suriname, en de komst van deze groep naar Nederland met het oog op de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst. Deze groep heeft welbewust de keuze gemaakt om naar Nederland te komen en is inmiddels langere tijd woonachtig in Nederland. Ondanks de verwachting op een volledig AOW-recht, heeft deze groep gedurende het verblijf in Suriname geen recht op AOW opgebouwd. Vanwege deze samenloop van omstandigheden bestaat er een politiek-bestuurlijke wens om de pijn van deze groep te erkennen. Het gebaar ziet nadrukkelijk niet op een vorm van vereffening van het AOW-gat van Surinaamse ouderen.
5.6.
Om in aanmerking te komen voor een eenmalig bedrag moet de persoon 18 jaar of ouder zijn geweest op het moment van de verhuizing naar Nederland. Uit de Nota van Toelichting volgt dat naar hedendaags begrip iemand vanaf de leeftijd van 18 jaar meerderjarig is. Deze leeftijd sluit aan bij de Toescheidingsovereenkomst, waarin expliciet is geregeld dat iemand op 18-jarige leeftijd meerderjarig is en zelfstandig de keuze voor Nederland of Suriname kon maken. Ook in het commissiedebat van 29 juni 2023 [5] is uitdrukkelijk gesproken over de leeftijdsgrens. De minister heeft toegelicht dat de leeftijdsgrens voor meerderjarigheid destijds 21 jaar was, maar dat naar huidige maatstaven een 18-jarige een bewuste keuze kan maken voor de zaken die zijn leven betreffen en waar hij mee te maken krijgt. Met 18 jaar is iemand handelingsbevoegd om zelfstandig de keuze te kunnen maken om zich in Nederland te vestigen. De minister heeft uitdrukkelijk meegewogen dat daardoor ook een groep niet in aanmerking komt voor het gebaar. Het maken van een onderscheid bij een lagere leeftijdsgrens vond de minister echter moeilijk te onderbouwen.
5.7.
De rechtbank is van oordeel dat de minister, gezien het voorgaande, bewust gekozen heeft om in het Tijdelijk besluit een leeftijdsgrens van 18 jaar te hanteren. Inherent aan een afbakening door het stellen van een leeftijdsgrens is dat een groep mensen die wel de bewuste keuze heeft gemaakt maar die (net) niet aan het leeftijdsvereiste voldoet, geen gebaar van erkenning krijgt. Hieraan ligt een politiek-bestuurlijke afweging ten grondslag, die de rechtbank heeft te respecteren. De rechtbank acht de door de minister in het Tijdelijk besluit gemaakte keuze voor de leeftijdsgrens van 18 jaar inzichtelijk en voldoende onderbouwd. Daarbij heeft de minister ook uitdrukkelijk toegelicht waarom is gekozen voor 18 jaar en niet voor bijvoorbeeld 16, 17 of 21 jaar. De rechtbank kent verder betekenis toe aan de uitdrukkelijke bedoeling van de minister, namelijk het onverplichte en begunstigende karakter van het Tijdelijk besluit. Dit besluit is bedoeld als een gebaar van erkenning voor een geselecteerde groep ouderen van Surinaamse afkomst. De in dat verband dwingend vastgestelde toekenningsvoorwaarden kunnen de terughoudende toets doorstaan. De leeftijdsvoorwaarde in het Tijdelijk besluit is als zodanig geschikt en noodzakelijk te achten voor het bereiken van het doel van het besluit. De leeftijdsvoorwaarde is voor degenen die minderjarig waren toen zij (uiterlijk 25 november 1975) in Nederland gingen wonen ook niet onevenwichtig, nu zij tot aan hun pensioengerechtigde leeftijd nog een ruime periode hadden voor opbouw van een AOW-pensioen, zodat de korting van hun AOW-pensioen afwezig of zeer beperkt is. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de leeftijdsvoorwaarde buiten toepassing te laten.
Rechtstreekse toetsing
5.8.
Bij de vraag of toepassing van de in het Tijdelijk besluit opgenomen voorwaarde ten aanzien van de leeftijdsgrens van 18 jaar onrechtvaardig is, zoals eiseres aanvoert, moet worden beoordeeld of deze toepassing in het geval van eiseres zozeer in strijd is met de algemene rechtsbeginselen of het ongeschreven recht, dat die toepassing achterwege moet blijven. Eiseres stelt in dit kader dat sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel.
5.9.
Eiseres voert aan dat er in haar geval bijzondere omstandigheden zijn die maken dat strikte toepassing van de leeftijdsgrens tot een onevenredige uitkomst leidt. Ondanks dat zij niet aan de leeftijdsgrens voldoet, heeft zij namelijk wel zelf bewust de keuze gemaakt om naar Nederland te komen vanwege het harde leven in Suriname. Zij was al op 8-jarige leeftijd zelfstandig, doordat zij na het overlijden van haar moeder het huishouden moest doen en de verantwoordelijkheid moest dragen voor haar broers en zussen. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij daarnaast zo vlug mogelijk van school is gegaan om te kunnen gaan werken. Haar peettante heeft ervoor gezorgd dat zij naar Nederland kon verhuizen waar zij heeft ingewoond bij een relatie van de familie. Ook in Nederland bleef zij voor haar broers en zussen zorgen door een deel van haar verdiende loon te sparen om eten en kleding naar hen op te sturen en enkele jaren later te betalen voor de overtocht van twee broers naar Nederland. Dat haar broers en zussen wel een uitkering hebben gekregen en zij niet, vindt eiseres onredelijk.
5.10.
De rechtbank stelt voorop dat zij het bewonderenswaardig acht dat eiseres hard heeft gewerkt om voor haar broers en zussen te zorgen zelfs vanuit Nederland. Ook acht de rechtbank het aannemelijk dat eiseres in Suriname een zwaar leven heeft gehad en bewust de keuze heeft gemaakt om zich in Nederland te vestigen. Eiseres heeft dit uitvoerig verwoord en de rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank echter geen aanleiding om te spreken van dusdanig bijzondere omstandigheden die maken dat de uitkomst van het bestreden besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank overweegt daartoe dat de minister bewust heeft gekozen voor een leeftijdsvereiste. Inherent aan deze keuze is dat een groep mensen vanwege het leeftijdsvereiste niet in aanmerking komt voor het gebaar terwijl zij wel een weloverwogen keuze voor Nederland hebben gemaakt. Dat iemand voor zijn 18de verjaardag de bewuste keuze heeft gemaakt om in Nederland te komen wonen, geldt niet alleen voor eiseres, maar voor meer mensen van Surinaamse herkomst. Zo is in het commissiedebat van 29 juni 2023 gesproken over een groep mensen van Surinaamse herkomst die wel een bewuste keuze voor Nederland hebben gemaakt, maar niet aan het leeftijdsvereiste voldoen. [6] De situatie van eiseres onderscheidt zich niet in het bijzonder ten opzichte van deze groep. Het zware bestaan in Suriname en de zorg voor haar broers en zussen vanuit Nederland, zoals door eiseres betoogd, leidt niet tot een ander oordeel. Zodoende kan niet worden gesproken van een dusdanig bijzondere omstandigheid die maakt dat in dit geval strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat het hier een begunstigend besluit betreft dat eiseres wordt onthouden en niet een belastend besluit dat haar financieel treft. De rechtbank begrijpt dat eiseres dit onrechtvaardig vindt en dat in haar geval de afwijzing van het gebaar alleen maar zorgt voor meer leed. De rechtbank kan echter alleen beoordelen of er in dit geval sprake is van bijzondere omstandigheden en de rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot het oordeel dat dit niet het geval is.
5.11.
De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. Voor een geslaagd beroep hierop is vereist dat sprake is van ongelijke behandeling van rechtens vergelijkbare gevallen. Daarvan is in het geval van eiseres geen sprake. Haar stelling dat haar broers en zussen wel een eenmalig bedrag hebben gekregen, maakt niet dat sprake is van gelijke gevallen. De leeftijdsvoorwaarde in het Tijdelijk besluit is immers gelegd bij 18 jaar. Ter zitting heeft eiseres bevestigd dat haar broers en zussen 18 jaar of ouder waren toen zij (jaren na haar) naar Nederland kwamen. Hierdoor voldoen haar broers en zussen wel aan de leeftijdsvoorwaarde en eiseres niet. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de minister in een geval dat vergelijkbaar is met het hare wel een tegemoetkoming heeft toegekend.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister terecht bij de afwijzing van de aanvraag van eiseres is gebleven. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, voorzitter, en mr. I.M. Josten en mr. J.E.C. Vriends, leden, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 6 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.Zie artikel 2 van het Tijdelijk besluit.
2.Artikel 3 van het Tijdelijk besluit.
3.Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 20 361, nr. 220.
4.Staatsblad 2023, 386.
5.Tweede Kamer, vergaderjaar 2022-2023, 20 361, nr. 220.
6.De rechtbank wijst in dit geval op de groep van 200 vrouwen onder de leeftijd van 18 jaar die op uitnodiging van de toenmalige Minister van Sociale Zaken naar Nederland zijn gekomen om verpleegster te worden.