ECLI:NL:RBZWB:2025:5271

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
02-127014-25
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging zware mishandeling met een mes in de buikstreek

Op 8 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 1 november 2024, waarbij de verdachte met een mes meerdere keren in de richting van de buik van het slachtoffer heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een mededader, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen aan het slachtoffer. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor poging doodslag, maar dat er wel sprake was van poging zware mishandeling. De verdachte heeft zich blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij het slachtoffer dodelijk zou verwonden, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat het opzet op de dood aanwezig was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging doodslag, maar wel veroordeeld voor de poging zware mishandeling, gezien de omstandigheden van het geweld en de intentie van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/127014-25
vonnis van de meervoudige kamer van 8 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsman mr. P.C. Schouten, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.L. Warmoeskerken, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft gepoogd met een ander aangever van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, subsidiair dat hij aangever heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging doodslag. Verdachte is herkend als degene die steekt met een mes. Door tweemaal met een flink mes en een flinke kracht in de richting van de buik van aangever te steken, heeft verdachte zich blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij aangever dodelijk zou verwonden. In de buikstreek bevinden zich vitale delen. Verdachte heeft deze kans ook bewust aanvaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte volledig moet worden vrijgesproken. Er kan niet worden vastgesteld dat verdachte degene is die op de beelden te zien is. Er is sprake van een omgekeerde herkenning. Ook kan niet worden vastgesteld dat het voorwerp waarmee de persoon zou hebben gestoken een mes betreft. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood of op zwaar lichamelijk letsel. De feitelijkheden die in de tenlastelegging staan kunnen verder ook niet worden vastgesteld. Als de rechtbank wel meent dat verdachte één van de mannen is en dat kan worden vastgesteld dat het contact met de rechter hand pijn of letsel heeft veroorzaakt, dan is er enkel sprake van mishandeling.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat er op 1 november 2024 een incident heeft plaatsgevonden voor de [supermarkt] aan de [straat] in [plaats] .
De rechtbank stelt op basis van de processen-verbaal met betrekking tot de beelden van dit incident vast dat een man, meerdere stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de buikstreek van aangever. Op basis van de beelden en de aangifte stelt de rechtbank vast dat dit is gebeurd met een mes. Aangever verklaart dat het een mes betrof. Uit de letselverklaring volgt dat er sprake was van oppervlakkige steek/snijwonden in de arm van verdachte. Daarnaast is op de beelden duidelijk te zien dat de man een langwerpig, zilverkleurig voorwerp vastheeft, dat taps toeloopt. Gelet op de vorm van dit voorwerp en het veroorzaakte letsel staat het voor de rechtbank vast dat dit voorwerp een mes betrof. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het verdachte was die heeft gestoken en zo ja, hoe dit juridisch moet worden gekwalificeerd.
Identificatie
Verdachte heeft ontkend dat hij degene is die aangever heeft gestoken. Hij zou niet bij het incident aanwezig zijn geweest. Door [verbalisant] is met zoveel woorden geconcludeerd dat verdachte degene is die op beelden van het incident
enop de foto’s van de camerabeelden van de [supermarkt] van 24 april 2025 te zien is. [verbalisant] heeft ook onderbouwd op welke manier hij tot deze conclusie is gekomen. Ook in een ander proces-verbaal beschrijft [verbalisant] dat hij de persoon die aangever steekt, herkent als verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de beelden geen aanleiding geven om anders te concluderen dan de verbalisant. Zij neemt de conclusies uit het dossier over en is van oordeel dat vast staat dat verdachte degene is die aangever heeft gestoken.
Poging doodslag
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of verdachte zich met zijn handelen schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag. Verdachte heeft weliswaar meerdere keren en klaarblijkelijk met enige kracht met een groot mes gestoken naar de buikstreek van aangever, maar de rechtbank kan aan de hand van het dossier onvoldoende vaststellen dat het daadwerkelijk de bedoeling van verdachte was om aangever op dat moment van het leven te beroven. Dat sprake was van “vol’’ opzet kan derhalve niet worden vastgesteld. Van een poging doodslag kan echter ook sprake zijn indien er sprake was van voorwaardelijk opzet. Hiervan is sprake als er een aanmerkelijke kans bestond op een bepaald gevolg (in deze zaak de dood) en als verdachte deze kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank overweegt in dit kader als volgt.
Voorwaardelijk opzet
De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de buikstreek vitale organen bevinden en dat het meerdere keren met een groot mes steken in deze streek kan leiden tot de dood. Het feit dat er een mogelijkheid is dat dit gevolg intreedt, is echter onvoldoende om te kunnen zeggen dat deze kans per definitie aanmerkelijk is. De vraag of deze kans aanmerkelijk te achten is hangt onder andere af van hoe vaak is gestoken, het soort mes waarmee is gestoken, waar precies is gestoken en met welke kracht is gestoken. Uit de beelden maakt de rechtbank op dat het mes een aanzienlijke grootte had. Daarnaast volgt uit de beelden wel dat verdachte met enige kracht heeft gestoken, maar niet precies hoe aanzienlijk deze kracht was. Uit de beschrijving van de beelden blijkt dat verdachte steekt in de richting van de buik van aangever. De messteken heeft aangever met zijn arm afgeweerd. Het mes moet daarbij door de door aangever gedragen bovenkleding heen zijn gegaan. Het letsel dat aangever heeft opgelopen geeft echter onvoldoende uitsluitsel over de aard van het mes, de kracht waarmee is gestoken en hoe aangever is geraakt. Ook kan de rechtbank niet vaststellen dat het mes - als de afweerbeweging niet was gemaakt- aangever zodanig diep in de buik had geraakt dat er een aanmerkelijke kans op de dood was geweest. Zo heeft aangever wel enkele verwondingen opgelopen, maar waren deze betrekkelijk oppervlakkig.
Het heeft er alle schijn van dat door het buiktasje dat aangever droeg is voorkomen dat het mes in aangever zijn buik terecht is gekomen. Het onderzoek in deze zaak is echter dusdanig gebrekkig dat de rechtbank dit onvoldoende kan vaststellen. Er is geen onderzoek verricht naar de details rondom de steekverwondingen en of en zo ja op welke wijze daar andere voorwerpen bij zijn geraakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de objectieve gegevens op basis waarvan kan worden vastgesteld dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood, ontbreken. Ook de overige in de tenlastelegging genoemde handelingen zijn onvoldoende om tot die conclusie te komen. Om die reden spreekt de rechtbank verdachte vrij van poging doodslag.
Poging zware mishandeling
De rechtbank is wel van oordeel dat verdachte zich met zijn handelen schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling. In de buikstreek zitten meerdere vitale organen. Het is een feit van algemene bekendheid dat het meerdere keren met een groot mes en met enige kracht in de buik steken zwaar lichamelijk letsel kan veroorzaken. Verdachte heeft een mes meegenomen naar de plaats delict, heeft bewust meerdere keren en met enige kracht gestoken in de richting van de buik. Bovendien volgt uit de beelden dat hij een verbeten blik had toen hij dit deed. Naar uiterlijke verschijningsvorm was het handelen van verdachte dan ook in ieder geval gericht op het toebrengen van aanzienlijk letsel. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat er sprake is van vol opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling wordt dan ook wettig en overtuigend bewezen geacht.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat aangever ook is geslagen tegen het hoofd, geschopt is tegen het lichaam en met een houten hamer op het hoofd is geslagen.
Gelet op de het geheel van geweldshandelingen, gepleegd door verdachte en de andere man, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de andere man. Er is dan ook sprake van medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij op 1 november 2024 te [plaats] , tezamen en in
vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om aan die [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet: die [slachtoffer]
tegen het hoofd heeft gestompt en tegen het lichaam heeft geschopt en met een houten hamer, op het hoofd en met een mes, in de arm en meermalen in de richting van
de buik heeft gesneden of gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij een veroordeling rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling doorgericht en met kracht meerdere keren met een mes te steken in de richting van de buikstreek van aangever. Hoe het kan is niet vast te stellen, maar aangever mag van geluk spreken dat hij er met relatief licht letsel aan zijn arm vanaf is gekomen. Dit is op geen enkele wijze te danken aan verdachte. Naast dit steken, heeft verdachte aangever, samen met een ander afgetuigd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het feit niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS en op de straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank heeft ook acht geslagen op een aantal andere omstandigheden. Zo heeft verdachte op geen enkele wijze openheid van zaken gegeven en blijft het volstrekt onduidelijk wat de aanleiding was van dit ogenschijnlijk zinloze geweld. Daarnaast weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat verdachte een wapen heeft meegenomen naar de plek van het incident, dit wapen heeft gebruikt en dat er hierbij sprake was van een bepaalde verbetenheid bij verdachte. De rechtbank weegt ook in strafverzwarende zin mee dat verdachte het geweld heeft toegepast samen met nog een persoon, op klaarlichte dag en voor de ingang van een supermarkt, waar op dat moment veel mensen te verwachten waren. Uit de beelden volgt ook dat op het moment van het toepassen van het geweld meerdere mensen langsliepen. Deze personen wilden gewoon naar de supermarkt, maar werden volledig uit het niets geconfronteerd met hevig geweld. Dit moet angstaanjagend voor hen zijn geweest.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 primair;poging tot zware mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van acht maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L. Hoekstra, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. K. Verhoeven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 augustus 2025.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 1 november 2024 te [plaats] , tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van
het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans om aan die
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet: die [slachtoffer]
tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of gestoten
en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of met een (houten) hamer,
althans een hard voorwerp, op en/of in de richting van het hoofd en/of
het lichaam heeft geslagen en/of met een mes, althans een
scherp/puntig voorwerp, in en/of één of meermalen in de richting van
de buik en/of arm, althans het lichaam, heeft gesneden en/of geprikt
en/of gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet
is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 november 2024 te [plaats] , althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] tegen het
gezicht/hoofd te slaan en/of te stompen en/of te stoten en/of tegen het
lichaam te schoppen en/of met een (houten) hamer, althans een hard
voorwerp, op het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of met een mes,
althans een scherp/puntig voorwerp, in de arm, althans het lichaam, te
snijden en/of te prikken en/of te steken;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht)