ECLI:NL:RBZWB:2025:5288

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
RK 25-005292
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 530 Sv aan gewezen verdachte na ontslag van rechtsvervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juni 2025 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een gewezen verdachte. De verzoeker, die in 1995 geboren is en woonachtig in Roosendaal, had kosten van rechtsbijstand gemaakt ter hoogte van € 2.481,83, als gevolg van een strafrechtelijke verdenking van het rijden met een ongeldig of geschorst rijbewijs. De politierechter had de verzoeker op 11 december 2024 ontslagen van alle rechtsvervolging. De officier van justitie heeft zich in deze procedure positief opgesteld en heeft aangegeven dat de gevraagde kosten van rechtsbijstand in zijn geheel toegewezen kunnen worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat de rechtbank bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen, aangezien de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd. De rechtbank heeft de kosten van rechtsbijstand en de forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer toegewezen, in totaal € 3.161,83. Deze beslissing is genomen door rechter J.C. Gillesse, in tegenwoordigheid van griffier J. van ‘t Westende, en is uitgesproken op de openbare zitting van 10 juni 2025. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 96-086531-24
rk-nummer: 25-005292
Beslissing op het verzoek ex artikel 530 Sv van:
[verzoeker]geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. M. Broere, Molenstraat 10, 4701 JS Roosendaal

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 24 februari 2025 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.481,83, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 11 december 2024 waarbij verzoeker is ontslagen van alle rechtsvervolging;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 27 mei 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. J. Rokx als gemachtigd, waarnemend, advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker wordt aangevoerd dat hij door het Openbaar Ministerie werd verdacht van het rijden met een ongeldig/geschorst rijbewijs. De politierechter heeft verzoeker op 11 december 2024 ontslagen van alle rechtsvervolging. Verzoeker heeft door de strafrechtelijke verdenking kosten van rechtsbijstand moeten maken ter hoogte van € 2.481,83 te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor onderhavig verzoekschrift. Verzoeker vraagt de rechtbank zijn verzoek toe te wijzen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat gevraagde kosten van rechtsbijstand in zijn geheel toegewezen kunnen worden.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend van de reis- en verblijfskosten die voor het onderzoek en de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Er kan ook een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden. Tot slot kan ook een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 2.481,83is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 3.161,83, bestaande uit:
- € 2.481,83 aan kosten van rechtsbijstand en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 3.161,83zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Van Asselt & Broere Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “Schadevergoeding [verzoeker]/OM”.
Deze beslissing is op 10 juni 2025 genomen door mr. J.C. Gillesse rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 10 juni 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.