ECLI:NL:RBZWB:2025:5294

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
RK 25-002477
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een Audi RS3

Op 10 juni 2025 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat was ingediend door een klager, die de eigenaar van een in beslag genomen Audi RS3 is. De klager was niet verschenen bij de behandeling van het klaagschrift, maar zijn advocaat, mr. T. Roggenkamp, was wel aanwezig. De officier van justitie stelde dat de klager niet de rechthebbende was van de auto, omdat er een strafrechtelijk onderzoek gaande was naar de handel in verdovende middelen en het witwassen van crimineel verkregen gelden. De officier van justitie vermoedde dat de klager de auto als katvangconstructie had geregistreerd om de ware herkomst te verhullen, aangezien een verdachte in het onderzoek meerdere keren in de auto was gezien.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ongegrond was, omdat er onvoldoende bewijs was dat de klager daadwerkelijk rechthebbende was van de auto. De rechtbank stelde vast dat de klager niet kon aantonen hoe hij de auto had verkregen, terwijl de fiscale waarde van de auto ruim € 120.000,00 bedroeg. De rechtbank concludeerde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de auto zou bevelen. De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de rechtbank rekening hield met de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering en de jurisprudentie van de Hoge Raad. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, J. van ‘t Westende, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-284621-23
rk.nummer: 25-002477
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a Sv van:
[klager]geboren op [geboortedag] 1987,
woonachtig te [adres],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. T. Roggenkamp, Molenstraat 10, 4701 JS Roosendaal

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingediend op 27 januari 2025 ter griffie van deze rechtbank;
  • de kennisgeving van inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op 7 oktober 2024 een personenauto, Audi RS3 Sportback, voorzien van kenteken; [kenteken] in beslag is genomen;
  • de reactie van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 27 mei 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. T. Roggenkamp als gemachtigd advocaat van klager gehoord.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Namens klager wordt aangevoerd dat er door de politie een personenauto (Audi RS3 voorzien van kenteken; [kenteken]) in beslag is genomen. Het is klager volstrekt onduidelijk waarom de auto in beslag is genomen nu zowel klager als de auto op geen enkele wijze betrokken zijn bij enig strafbaar feit. Klager is de enig rechthebbende eigenaar over de auto en wenst over de auto te kunnen beschikken. Klager heeft geen andere vervoersmiddelen tot zijn beschikking. Klager verzoekt de rechtbank zijn klaagschrift gegrond te verklaren onder teruggave van de auto aan klager.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat klager niet de rechthebbende is over de auto. Er is sprake van een zeer groot strafrechtelijk onderzoek aangaande de handel in verdovende middelen en het witwassen van crimineel verkregen gelden. De officier van justitie is van mening dat klager de auto op naam heeft staan als katvangconstructie om de ware herkomst van de auto te verhullen.
Temeer nu [verdachte] meerdere malen in de auto is gezien en (voortdurend) gebruik lijkt te maken van de auto voor criminele doeleinden.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in zijn beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
- de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
In dit geval is klager een ander dan degene tegen wie het strafvorderlijk onderzoek zich richt. Klager stelt rechthebbende te zijn. en klaagt over de voortduring van het beslag en het uitblijven van een last tot teruggave. De rechtbank zal dan bij de beoordeling ook rekening moeten houden met art. 33a, tweede lid aanhef en onder a, Sr. In dit artikel is bepaald onder welke voorwaarden een voorwerp dat niet aan de veroordeelde toebehoort kan worden verbeurd verklaard. Die verbeurdverklaring is mogelijk als de rechthebbende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat kort gezegd er een relatie bestaat tussen het voorwerp en een strafbaar feit.
De rechtbank stelt uit de voorhanden zijnde stukken en het verhandelde in raadkamer vast dat [verdachte] aan de hand van TCI-informatie wordt verdacht van witwassen en dat [verdachte] gebruik zou maken van een Audi RS3 Sportback. Gelet op de inhoud van het dossier kan de rechtbank vaststellen dat [verdachte] meerdere malen wordt gezien en gecontroleerd in voornoemde personenauto en dat hij hier voortdurend gebruik van lijkt te maken. Klager zegt vervolgens enkel dat de personenauto aan hem toebehoort doordat deze op zijn naam staat. De rechtbank kan verder nergens uit op maken hoe klager aan de auto, die een fiscale waarde vertegenwoordigt van ruim € 120.000,00, komt en hoe hij deze heeft kunnen betalen. [verdachte] heeft als verdachte, aangaande de personenauto, een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Niet alleen kan de rechtbank geen eigenaarschap van klager vaststellen, ook is de rechtbank van oordeel dat het onder deze gegeven omstandigheden niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring zal bevelen van deze auto.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift tegen het artikel 94 Sv beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 10 juni 2025 genomen door mr. J.C. Gillesse rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 10 juni 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).