ECLI:NL:RBZWB:2025:5296

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
RK 25-003373
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een auto na verkeersovertredingen

Op 10 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift is ingediend door een klager wiens auto, een Audi A6 avant, in beslag was genomen na een vermeende snelheidsovertreding. De klager, die op 2 februari 2025 door de politie was staande gehouden, betoogde dat er geen strafvorderlijk belang meer was voor het voortduren van het beslag en verzocht om teruggave van zijn voertuig. De officier van justitie stelde daarentegen dat de klager gevaarlijk rijgedrag had vertoond, waaronder hoge snelheid binnen de bebouwde kom en het inhalen over een doorgetrokken streep. Daarnaast werden er lachgastanks en lege ballonnen in de auto aangetroffen, wat het recidiverisico verhoogde. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift gegrond was, omdat de auto een waarde had tussen de € 15.000,00 en € 20.000,00 en een verbeurdverklaring onwaarschijnlijk leek, gezien het recente bezit van de auto door de klager. De rechtbank benadrukte echter dat bij toekomstig asociaal rijgedrag de straffen hoger zouden kunnen uitvallen en een verbeurdverklaring waarschijnlijker zou worden. De beslissing om het klaagschrift gegrond te verklaren en de teruggave van de auto aan de klager te gelasten, werd genomen door mr. J.C. Gillesse, in tegenwoordigheid van griffier J. van ‘t Westende.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk.nummer: 25-003373
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a Sv van:
[klager]geboren op [geboortedag] 1994,
wonende te [adres],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. M. Houweling, Bovendonk 11a, 4707 ZH Roosendaal

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingediend op 5 februari 2025 ter griffie van deze rechtbank;
  • de kennisgeving van inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op 2 februari 2025 onder klager een personenauto, Audi A6 avant, voorzien van kenteken; [kenteken] in beslag is genomen;
  • de reactie van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 27 mei 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, klager en mr. M. Houweling als gemachtigd advocaat van klager gehoord.
Namens klager wordt aangevoerd dat hij op 2 februari 2025 staande is gehouden door de politie wegens een vermeende snelheidsovertreding. Gelet op die snelheidsovertreding en het, volgens de politie, getoonde gevaarlijk rijgedrag is de auto van klager (Audi A6 avant, voorzien van kenteken; [kenteken]) in beslag genomen. Klager is de enig rechthebbende eigenaar over de auto. Klager is van oordeel dat er geen (verder) strafvorderlijk belang meer aan de orde is waardoor de auto teruggegeven kan worden aan klager. Verdere voortduring van het strafrechtelijk beslag is volgens klager in strijd met proportionaliteit en subsidiariteit. Redenen waarom klager de rechtbank verzoekt zijn klaagschrift gegrond te verklaren onder teruggave van de auto aan klager.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat klager zeer gevaarlijk rijgedrag heeft getoond. Waaronder het rijden op (zeer) hoge snelheid binnen de bebouwde kom (101 km/u waar 50 km/u is toegestaan), inhalen over een doorgetrokken streep en bumperkleven. Vervolgens troffen verbalisanten, na staandehouding, meerdere lachgastanks en lege ballonnen aan in de betreffende auto.
Klager is de tenaamgestelde van de auto en kan vrijelijk over de auto beschikken. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. De officier van justitie vindt het niet uit te leggen dat klager na het vertonen van dergelijk verkeersgedrag, zijn auto terug zou kunnen krijgen. De officier van justitie is van mening dat het beklag ongegrond dient te worden verklaard.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in zijn beklag.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende vandat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
- de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De aanwezigheid van een strafvorderlijk belang sluit niet uit dat de rechtbank onder omstandigheden bij de beoordeling van het klaagschrift ook onderzoekt of voortzetting van het beslag voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit [1] .
De rechtbank maakt uit de voorhanden zijnde raadkamerstukken en het verhandelde in raadkamer op dat klager wordt verdacht van meerdere forse verkeersovertredingen. Klager zal daartoe ook vervolgd gaan worden. Klager is de rechthebbende over de auto. Er is volgens het Openbaar Ministerie sprake van een hoog recidiverisico en uit de justitiële documentatie maakt de rechtbank op dat klager eerder in overtreding is geweest als het gaat om de Wegenverkeerswet 1994. Klager staat bij politie en justitie bekend als wegpiraat en uit het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] maakt de rechtbank op dat klager zich naar alle waarschijnlijkheid schuldig heeft gemaakt aan meerdere vormen van, kortweg, asociaal weggedrag.
Klager zal zich hier op enig moment voor moeten verantwoorden waarbij de rechtbank in zijn algemeenheid opmerkt dat dergelijk gedrag op en aan de openbare weg niet geaccepteerd wordt. Desalniettemin dient de rechtbank tevens te beoordelen of voortzetting van het beslag niet in strijd is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De in beslag genomen auto heeft een dagwaarde van tussen de € 15.000,00 en € 20.000,00. Dit in combinatie met het strafblad van klager maakt dat een eventuele verbeurdverklaring, voor nu, niet in de rede ligt en onwaarschijnlijk lijkt. Ook omdat klager de betreffende auto zeer recentelijk heeft aangeschaft zal de rechtbank het klaagschrift gegrond zal verklaren. Voorgaand neemt niet weg dat mocht klager dergelijk weggedrag in de toekomst blijven vertonen, de op te leggen straffen hoger zullen worden bij eventuele bewezenverklaringen en dat ook een verbeurdverklaring van de auto alleszins waarschijnlijker wordt.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
het klaagschrift gegrond;
gelast de teruggave van;
-
Audi A6, avant, voorzien van kenteken; [kenteken];
aan klager.
Deze beslissing is op 10 juni 2025 genomen door mr. J.C. Gillesse rechter, in tegenwoordigheid van
J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 10 juni 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).

Voetnoten