ECLI:NL:RBZWB:2025:5299

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
RK 25-003936
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vergoeding van kosten rechtsbijstand na sepot van strafzaak wegens schending ambtsgeheim

Op 20 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand afgewezen. Het verzoek was ingediend door een gewezen verdachte, die kosten had gemaakt in verband met een strafzaak die op 18 november 2024 was geseponeerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de kosten aan zichzelf te wijten had, omdat hij zich schuldig had gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim. De officier van justitie had in de strafzaak geen crimineel oogmerk vastgesteld, wat leidde tot een beleidssepot. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering een vergoeding kan worden toegekend, maar dat dit afhankelijk is van de billijkheid van de situatie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, die werkzaam was bij de politie, de strafrechtelijke verdenking en de gemaakte kosten aan zijn eigen handelen had te wijten. Daarom werd het verzoek tot vergoeding van € 4.928,29 voor rechtsbijstand en een forfaitaire vergoeding voor het indienen van het verzoekschrift afgewezen. De beslissing werd genomen in raadkamer, waarbij de officier van justitie en de gemachtigde advocaat van de verzoeker aanwezig waren. De rechtbank benadrukte dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de rechtbank bevoegd was om het verzoek te behandelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk-nummer: 25-003936
Beslissing op het verzoek ex artikel 530 Sv van:
[verzoeker]geboren op [geboortedag] 1964,
wonende te [adres],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. N.P. van Dijk,
Groen van Prinstererlaan 38, 3818 JP Amersfoort

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 5 februari 2025 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 4.928,29 voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 18 november 2024;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 3 juni 2025 heeft het onderzoek in raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie en mr. N.P. van Dijk als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker wordt aangevoerd dat de strafzaak tegen verzoeker bij beslissing van 18 november 2024 is geseponeerd. Verzoeker heeft kosten voor rechtsbijstand ad € 4.928,29 moeten maken gelet op deze strafrechtelijke verdenking, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor het opstellen, indienen en behandelen van dit verzoekschrift in raadkamer.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafzaak tegen verzoeker is geseponeerd, omdat er geen sprake zou zijn geweest van een crimineel oogmerk bij verzoeker. Strafvervolging werd daardoor niet noodzakelijk geacht. Er is sprake van een beleidssepot. Desalniettemin is uit de onderliggende processen-verbaal duidelijk geworden dat bewezen kan worden dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan het schenden van zijn ambtsgeheim. Verzoeker heeft de ontstane strafrechtelijke verdenking en de in dat verband gemaakte kosten voor rechtsbijstand aan zichzelf te wijten gehad. Dit maakt dat de officier van justitie het niet billijk acht deze kosten ten laste van de Staat te vergoeden. Het verzoek dient in zijn geheel afgewezen te worden.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank zou worden vervolgd.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend van de reis- en verblijfskosten die voor het onderzoek en de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Er kan ook een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden. Tot slot kan ook een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Het Openbaar Ministerie is op 18 november 2024 overgegaan tot een beleidssepot. In zo’n geval kunnen gronden van billijkheid voor toekenning van een vergoeding ontbreken als verzoeker de kosten aan zichzelf te wijten had.
Uit de voor de rechtbank beschikbare raadkamerstukken en hetgeen in raadkamer is verhandeld maakt de rechtbank het volgende op. Verzoeker was senior tactische opsporing bij het team Tactische Opsporing van de politie Zeeland-West-Brabant, meer specifiek de heimelijke opsporing. Hij werd verdacht van schending van zijn ambtsgeheim en computervredebreuk. De officier van justitie vond dat er voldoende bewijs was voor de schending van het ambtsgeheim, maar was van mening dat verzoeker geen crimineel oogmerk had met zijn handelen: hij zou ‘domweg zijn mond voorbij hebben gepraat’. De officier van justitie was van mening dat ander dan strafrechtelijk ingrijpen (namelijk het treffen van een disciplinaire maatregel) prevaleerde boven strafvervolging en heeft de zaak om die reden (sepotcode 20) geseponeerd.
Er heeft ook een intern politieonderzoek plaatsgevonden naar het handelen van verzoeker. De politiechef van de eenheid Zeeland-West-Brabant heeft daarin geconcludeerd dat verzoeker de politiesystemen heeft
geraadpleegdvoor andere dan functionele doeleinden (onder andere voor het opzoeken van gegevens van [naam 1]) en heeft dat gekwalificeerd als plichtsverzuim en heeft daarvoor een disciplinaire maatregel opgelegd (schriftelijke berisping). Over het
delenvan vertrouwelijke politie-informatie heeft de politiechef genoteerd dat hij verzoeker het voordeel van de twijfel gunt en hem ter zake geen plichtsverzuim zal verwijten. Hij merkt daarbij op dat verzoeker de twijfel over zijn uitlatingen (de rechtbank begrijpt: tegenover [naam 1]) niet volledig heeft kunnen wegnemen.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit de stukken valt op te maken dat in mei 2023 een politie-inval (ter aanhouding van een verdachte) plaatsvond in een appartementencomplex in Breda waar voormalig politie-ambtenaren [personen] woonachtig waren. Op voordracht van verzoeker heeft politieambtenaar [naam 2] via (de sleutel/poorttag van) voormelde personen toegang gekregen tot het appartementencomplex totdat de verdachte was aangehouden. Op 8 september 2023 ontmoetten [personen] op een verjaardagsfeestje [naam 1]. Zij hebben hierover verklaard dat [naam 1] zei dat ze op vakantie verzoeker had ontmoet en van hem wist dat de politie met behulp van [personen] het appartementencomplex was binnengekomen. De dag erna heeft [personen] dit bij [naam 2] gemeld. [naam 2] heeft dit gemeld bij het bureau Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK), waarna een onderzoek is gestart. Op 20 oktober 2023 heeft verzoeker onder andere het kenteken en de bsn- en gba-gegevens van [naam 1] opgezocht. Op 1 november 2023 is [naam 1] gehoord door de interne onderzoekers van het VIK. Zij heeft daarbij volgens de onderzoekers verklaard dat verzoeker haar had verteld dat [personen] de deur had geopend bij een politieaanval. Haar verklaring was in concept opgenomen. Op 11 november 2023 heeft verzoeker een onverwacht en onaangekondigd kort bezoek gebracht aan [naam 1]. Het was de eerste keer dat hij haar bezocht. Op 13 november weigerde [naam 1] haar uitgewerkte verklaring te ondertekenen, tenzij de passages met het woord inval of politie-inval werden aangepast. De beide interne onderzoekers herinnerden zich dat [naam 1] die woorden wel heeft gebruikt.
Bij deze stand van zaken restte de politie geen andere keuze dan een onderzoek instellen tegen verzoeker. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verzoeker de tegen hem gerezen strafrechtelijke verdenking en de in dat verband gemaakte kosten aan zichzelf te wijten heeft.
Het verzoek tot toekennen van een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand zal dan ook worden afgewezen. De rechtbank wijst om die reden ook het verzoek tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding voor het indienen van het verzoekschrift en de behandeling in raadkamer af.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding af.
Deze beslissing is op 20 juni 2025 genomen door mr. J.C.A.M. Los rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H.F. van Klaveren en J. van ‘t Westende, griffiers, en is uitgesproken op de openbare zitting van 20 juni 2025.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.