ECLI:NL:RBZWB:2025:5300

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
RK 24-031914 en 25-015162
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 530 Sv en artikel 164 Wegenverkeerswet 1994 na sepot van strafzaak

Op 20 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan op een verzoekschrift dat was ingediend op 24 december 2024. Het verzoek betrof de toekenning van een schadevergoeding op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 164, negende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). De verzoeker, geboren in 1981 en vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.T. Willemsen, had kosten gemaakt in verband met een strafzaak die op 25 september 2024 door de officier van justitie was geseponeerd. De verzoeker had kosten van rechtsbijstand en kosten gerelateerd aan de onterechte invordering van zijn rijbewijs gemaakt. Tijdens de behandeling in raadkamer op 27 mei 2025 was de officier van justitie aanwezig, maar de verzoeker en zijn advocaat waren niet verschenen. De officier van justitie gaf aan dat het aangepaste verzoek van de verzoeker volledig toegewezen kon worden. De rechtbank heeft de verzoeken om vergoeding van kosten van rechtsbijstand, de onterechte invordering van het rijbewijs en de kosten van het indienen van het verzoekschrift toegewezen. De totale vergoeding bedraagt € 1.532,00, die zal worden overgemaakt aan de Stichting Beheer Derdengelden Willemsen Advocatuur. De beslissing is genomen door mr. J.C.A.M. Los, in tegenwoordigheid van griffiers mr. M.H.F. van Klaveren en J. van ‘t Westende, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 96-124026-23
rk-nummers: 24-031914 en 25-015162
Beslissing op het verzoek ex artikel 530 Sv en ex artikel 164, negende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 van:
[verzoeker]geboren op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.T. Willemsen, Kenaupark 19, 2011 MR Haarlem

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 24 december 2024 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) en
ex artikel 164, negende lid, van de Wegenverkeerswet 1994(WVW) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 847,00, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 345,00, voor vergoeding van de dagen dat het rijbewijs van verzoeker is ingevorderd;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 25 september 2024;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 27 mei 2025 heeft het onderzoek in raadkamer plaatsgevonden. Hierbij is de officier van justitie gehoord.
Verzoeker en zijn advocaat zijn behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker wordt aangevoerd dat de strafzaak tegen hem bij bericht van 25 september 2024 door de officier van justitie is geseponeerd. Naar aanleiding van deze verdenking heeft verzoeker kosten van rechtsbijstand moeten maken ad € 847,00. Daarnaast heeft hij kosten moeten maken bij het CBR ad € 1.099,00, te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor het opstellen, indienen en behandelen van dit verzoekschrift in raadkamer. Voorafgaand aan de behandeling in raadkamer heeft verzoeker zijn verzoekschrift aangepast in die zin dat de kosten voor de cursussen van het CBR niet langer gehandhaafd worden en dat verzoeker de kosten voor de onterechte invordering van zijn rijbewijs ad € 345,00 op grond van artikel 164, negende lid, WVW verzoekt conform de LOVS-richtlijnen.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het aangepaste verzoek geheel toegewezen kan worden.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank zou worden vervolgd.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend van de reis- en verblijfskosten die voor het onderzoek en de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Er kan ook een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden. Tot slot kan ook een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 847,00is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Het verzochte bedrag aan vergoeding op grond van artikel 164, negende lid, WVW, voor de onterechte inname van het rijbewijs van verzoeker ter hoogte van
€ 345,00is tevens voldoende onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. Ook dit bedrag zal de rechtbank toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv en ex artikel 164, negende lid, WVW toe tot een bedrag van
€ 1.532,00, bestaande uit:
- € 847,00 aan kosten van rechtsbijstand
- € 345,00 aan vergoeding voor de dagen dat het rijbewijs van verzoeker is ingevorderd en
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.532,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Willemsen Advocatuur, onder vermelding van “[kenmerk]”.
Deze beslissing is op 20 juni 2025 genomen door mr. J.C.A.M. Los rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H.F. van Klaveren en J. van ‘t Westende, griffiers, en is uitgesproken op de openbare zitting van 20 juni 2025.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.