ECLI:NL:RBZWB:2025:531

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
C/02/430274/FA RK 24-6098
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging voor betrokkene na verlopen crisismaatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1988. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, nadat de crisismaatregel die op 2 december 2024 was genomen, was verlopen. De rechtbank constateerde dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel geldig was tot 26 december 2024, en het verzoek pas op 27 december 2024 was ingediend. Desondanks besloot de rechtbank het verzoek op te vatten als een reguliere aanvraag voor een zorgmachtiging.

Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond op 17 januari 2025, werd betrokkene gehoord, bijgestaan door haar advocaat en een psychiater. Betrokkene gaf aan niet te willen meewerken aan de procedure en had eerder al aangegeven dat zij geen hulp nodig had. De psychiater verklaarde echter dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, en dat er ernstig nadeel voor haar en haar omgeving kan ontstaan als er geen zorg wordt verleend. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was, gezien het gebrek aan ziektebesef bij betrokkene en het risico op agressie en maatschappelijke teloorgang.

De rechtbank verleende uiteindelijk de zorgmachtiging, die geldig is tot en met 17 juli 2025, en bepaalde dat de nodige maatregelen, zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles, konden worden getroffen. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Sumner, rechter, in aanwezigheid van mr. Van Oorschot, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/430274 / FA RK 24-6098
Datum uitspraak: 17 januari 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1988 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen betrokkene,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat mr. A.Ch. Osté te Dongen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 27 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 januari 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [naam] , psychiater.
1.3.
De advocaat van betrokkene heeft naar voren gebracht dat betrokkene niet in gesprek wil met de rechter. Vervolgens is de rechter naar de kamer van betrokkene gegaan en heeft betrokkene haar mening kenbaar gemaakt aan de rechter. Daarbij gaf betrokkene aan dat de mondelinge behandeling te belastend is voor haar. De rechter heeft naar betrokkene aangegeven waar de mondelinge behandeling zal worden voortgezet en benoemd dat betrokkene altijd mag aansluiten, indien zij toch besluit aanwezig te willen zijn. Vervolgens is de mondelinge behandeling met instemming van de advocaat van betrokkene en de psychiater buiten de aanwezigheid van betrokkene voortgezet.

2.Wat vaststaat

2.1.
Betrokkene verblijft met een crisismaatregel in [ggz-instelling] . De burgemeester van Breda heeft de crisismaatregel op 2 december 2024 genomen.
2.2.
Bij beschikking van 5 december 2024 is voor betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verleend en bepaald dat die machtiging geldt tot 26 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
Betrokkene geeft aan dat zij niet wil meewerken. Jaren geleden is betrokkene middels corruptie in de GGZ beland. Zij is daar altijd tegenin gegaan. De gesprekken met hulpverleners en rechters heeft zij al zo vaak gevoerd en dat levert niets op. Deze gesprekken zijn veel te belastend voor haar. Zij wil ook niet in gesprek met een psychiater. Zij vindt het niet normaal dat zij in de GGZ zit. Wel geeft betrokkene aan dat het goed geweest is dat zij opgenomen is geweest, omdat de situatie thuis te gevaarlijk was. De opname was dus nodig om gevaar af te wenden en tot rust te komen, maar inmiddels gaat het een stuk beter met haar en kan zij weer terug naar huis.
4.2.
De psychiater verklaart dat zij geen twijfel heeft over dat er sprake is van een psychose. Het is niet de eerste keer dat betrokkene last heeft van een psychose. Betrokkene is agressief geweest richting haar vader, bij wie betrokkene woonde. Betrokkene is hierdoor niet meer welkom bij de vader. Deze situatie zal zorgen voor veel conflicten tussen betrokkene en haar vader. Ook is er sprake van maatschappelijke teloorgang, omdat betrokkene haarzelf niet staande kan houden in de maatschappij. Daarnaast stond betrokkene in enkel een handdoek op straat, terwijl het buiten koud is. Indien betrokkene niet behandeld wordt, zal er psychische schade ontstaan. Verder verklaart de psychiater dat er sprake is van overmatig alcoholgebruik, wat een uitlokkende factor is voor de psychose. Betrokkene is vaak onder invloed teruggekomen van verlof. Indien het beter gaat met betrokkene drinkt zij minder alcohol. Zo is betrokkene de afgelopen dagen niet onder invloed teruggekomen van haar verlof. Het blijft echter wel van belang om controles uit te voeren naar het gebruik van betrokkene. Inmiddels is betrokkene al een keer naar huis geweest en vanmiddag zal er een gesprek plaatsvinden met het FACT-team. Verder verklaart de psychiater dat de verplichte zorgvorm ‘insluiten’ niet noodzakelijk is.
4.3.
De advocaat refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.

5.De beoordeling

Ontvankelijkheid
5.1.
Het verzoek is ingediend als een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging in aansluiting op een verlengde crisismaatregel. De rechtbank heeft geconstateerd dat het verzoek is ingediend na het verstrijken van de geldigheidsduur van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel en gelet op artikel 7:10, aanhef en onder a Wvggz derhalve te laat is ingediend. De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel van betrokkene was geldig tot 26 december 2024. Het verzoek is echter ingediend door de officier van justitie op 27 december 2024. Hiermee is gelet op artikel 7:10, aanhef en onder a Wvggz de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel komen te vervallen. Er kan daarom geen sprake zijn van een zorgmachtiging in aansluiting op de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel. Het feit dat de machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel afliep op een erkende nationale feestdag doet hier niets aan af.
5.2.
Desondanks ziet de rechtbank aanleiding om het verzoek op te vatten als een verzoek tot een reguliere, op zichzelf staande zorgmachtiging. De eisen die de wet stelt aan de voorbereiding van een aanvraag van een zorgmachtiging in aansluiting op een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel (artikel 7:11 Wvggz) verschillen van de eisen die gelden bij een aanvraag van een reguliere zorgmachtiging (artikel 5.4 e.v. Wvggz). De rechtbank constateert dat de procedures voornamelijk op drie punten wezenlijk van elkaar verschillen.
5.3.
Ten eerste is de meldingsplicht van de geneesheer-directeur uit artikel 5:4 lid 2 sub a Wvggz, waarbij de betrokkene geïnformeerd wordt dat er een verzoek voor een zorgmachtiging wordt voorbereid, niet van toepassing als het verzoek betrekking heeft op een zorgmachtiging aansluitend op een voortzetting van een crisismaatregel. In dit geval was betrokkene op de hoogte van de voorbereiding van een zorgmachtiging. Dit blijkt onder andere uit het feit dat zij een zorgkaart heeft ingevuld. De rechtbank is van oordeel dat betrokkene op dit punt dus niet in haar belang wordt geschaad als de rechtbank de procedure zou behandelen als zijnde een verzoek tot een reguliere zorgmachtiging.
5.4.
Ten tweede dienen bij een verzoek tot een reguliere zorgmachtiging de bescheiden in artikel 5.17 lid 3 Wvggz bij het verzoekschrift te worden gevoegd. De rechtbank constateert dat deze documenten grotendeels beschikbaar zijn en bij het verzoekschrift zijn gevoegd. Op basis van artikel 5.4 lid 1 sub c Wvggz dient de Officier van Justitie na te gaan of er politiegegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens of strafvorderlijke en justitiële gegevens als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens zijn over betrokkene die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het ernstig nadeel en de te leveren zorg en verstrekt hij die gegevens aan de geneesheer-directeur, tenzij het belang van enig strafrechtelijk onderzoek zich daartegen verzet. Dit is in dit geval niet gebeurd omdat deze bepaling niet van toepassing is op de voorbereiding van een verzoek tot een aansluitende zorgmachtiging op de voortzetting van een crisismaatregel. In dit geval oordeelt de rechtbank dat betrokkene niet geschaad is in haar belangen dat deze informatie niet beschikbaar is, aangezien betrokkene al lang met opname en behandeling vanuit de GGzbekend is.
5.5.
Ten slotte geldt in het bijzonder in het kader van de voorbereiding van een reguliere aanvraag op grond van artikel 5.5 lid 1 onder a Wvggz – kort gezegd – dat een betrokkene die dat tijdig aangeeft in de gelegenheid moet worden gesteld om zelf een plan van aanpak op te stellen om verplichte zorg te voorkomen. Op grond van artikel 7:11 lid 6 Wvggz blijft artikel 5.5 lid 1 onder a Wvggz buiten toepassing bij de voorbereiding van een aanvraag van een zorgmachtiging in aansluiting op een crisismaatregel. Het opvatten van de onderhavige aanvraag als een reguliere aanvraag betekent derhalve dat betrokkene de gelegenheid wordt ontnomen om zelf een plan van aanpak op te stellen om verplichte zorg te voorkomen. De rechtbank gaat hier echter in dit geval aan voorbij, omdat de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling aan betrokkene de kans heeft geboden om kenbaar te maken dat zij gebruik wil maken van een plan van aanpak. Betrokkene heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling echter meermaals aangegeven niet mee te willen werken en niet in gesprek te willen gaan over de zorg die zij ontvangt, omdat zij aangeeft dat zij geen hulp nodig heeft. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat betrokkene geen gebruik wil maken van het plan van aanpak, of dat indien zij dat wel zou doen, het plan van aanpak niet voldoende zal zijn om het verzoek tot een zorgmachtiging af te wijzen.
5.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het belang van betrokkene daarom niet wordt geschaad. De rechtbank zal het verzoek daarom opvatten als een verzoek tot een reguliere zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, in plaats van een verzoek tot een zorgmachtiging in aansluiting op een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel.
Inhoudelijke beoordeling
5.7.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis. Betrokkene heeft namelijk schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De enkele ontkenning van betrokkene dat zij ziek is, geeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de medische verklaring en de verklaring van de psychiater dat bij betrokkene sprake is van een psychische stoornis.
5.8.
Deze stoornis veroorzaakt ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit:
- ernstig lichamelijk letsel;
- maatschappelijke teloorgang;
- het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag;
- gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
5.9.
Tijdens een psychotische decompensatie kan betrokkene kan betrokkene agressie vertonen naar haar omgeving, zowel verbaal als fysiek. Zo heeft zij in de thuissituatie verbale en fysieke agressie richting haar vader vertoond, onder andere door haar vader meermaals aan te vallen met voorwerpen. Daarnaast is zij bekend met bedreigingen richting haar behandelteam. Verder is betrokkene naakt, met enkel een handdoek om, over straat gaan lopen in de winterse temperaturen.
5.10.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
5.11.
Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Betrokkene toont geen ziektebesef of -inzicht en is ervan overtuigd geen zorg nodig te hebben. Zij ontkent dat sprake is van een psychotische kwetsbaarheid en wil niet behandeld worden. Ook tijdens de mondelinge behandeling heeft betrokkene meerdere malen aangegeven niet in gesprek te willen gaan over de nodige zorg. Daarom is verplichte zorg nodig.
5.12.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid
, tot een opname niet meer nodig is en vervolgens indien betrokkene decompenseert;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie
, tot een opname niet meer nodig is en vervolgens indien betrokkene decompenseert.
5.13.
Gelet op de toelichting van de psychiater tijdens de mondelinge behandeling acht de rechtbank, in afwijking van het verzoek van de officier van justitie, als verplichte zorgvorm ook noodzakelijk:
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen
, indien er sprake is van een opname.
5.14.
Ten aanzien van de vorm van verplichte zorg ‘aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten’ overweegt de rechtbank dat daaronder wordt verstaan dat betrokkene contact moet blijven onderhouden met het ambulante FACT-team.
5.15.
De overige door de officier van justitie verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de psychiater tijdens de mondelinge behandeling heeft bevestigd dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
5.16.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
5.17.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verleent een zorgmachtiging voor
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1988 in [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 5.11. en 5.12. kunnen worden getroffen;
6.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 17 juli 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2025 door mr. Sumner, rechter, in aanwezigheid van mr. Van Oorschot, griffier en op schrift gesteld op 3 februari 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.