ECLI:NL:RBZWB:2025:5314

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
RK 25-03378
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van auto en contant geld in verband met witwassen

Op 3 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Klager, die op 6 januari 2025 zijn auto (Peugeot 308) en een contant geldbedrag van € 25.215,00 in beslag had genomen, verzocht de rechtbank om teruggave van deze goederen. Klager stelde dat hij het geld had gewonnen bij Holland Casino en dat er geen strafvorderlijk belang meer was bij het beslag. De officier van justitie daarentegen betoogde dat het beslag moest blijven, omdat er een verdenking van witwassen tegen klager bestond. Tijdens de zitting op 17 juni 2025 zijn zowel klager als zijn advocaat, mr. N. van Vliet, gehoord. De rechtbank oordeelde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen zou komen. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, omdat de herkomst van het geld en de auto onduidelijk bleef en er een strafvorderlijk belang was bij het voortduren van het beslag. De beslissing werd genomen door rechter mr. R.H.M. Pooyé en is op 3 juli 2025 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk.nummer: 25-03378
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a Sv van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1993,
wonende te [adres],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. N. van Vliet, Ceresstraat 13, 4811 Breda

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingediend op 3 februari 2025 ter griffie van deze rechtbank;
  • de kennisgeving van inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op 6 januari 2025 te Breda een personenauto, Peugeot 308, voorzien van kenteken; [kenteken] en een contant geldbedrag ter hoogte € 25.215,00 onder klager in beslag zijn genomen.
  • het schriftelijk advies van het Openbaar Ministerie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 17 juni 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, klager en mr. N. van Vliet als gemachtigd advocaat van klager gehoord.
Namens klager wordt aangevoerd dat zijn auto (Peugeot 308, voorzien van kenteken; [kenteken]) in beslag is genomen op 6 januari 2025 naar aanleiding van een ANPR-hit en het aantreffen van een groot contant geldbedrag. Voor dit geldbedrag heeft klager een logische verklaring gegeven en klager wenst wederom te kunnen beschikken over dit geldbedrag. Over de auto is klager verder niet bevraagd. Klager is de redelijkerwijs rechthebbende over de auto. Klager heeft bij Holland Casino een geldbedrag ter hoogte van € 15.560,00 gewonnen en heeft met deze geldprijs de betreffende auto aangeschaft. Klager is van mening dat er geen verder strafvorderlijk belang meer is bij de voortduring van het beslag en meent dat enig onderzoek naar zowel de auto als het geldbedrag inmiddels is verricht en verzoekt de rechtbank zijn klaagschrift gegrond te verklaren onder teruggave van de auto en het geldbedrag aan klager.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond is nu de auto en het geldbedrag vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. Bij een Wegenverkeerswet controle van klager wordt er een (geheime) loze ruimte in de portier van zijn auto gezien waarin een groot contant geldbedrag wordt aangetroffen en een kleine hoeveelheid verdovende middelen.
In de woning van klager worden, vervolgens, een grote hoeveelheid kamara pillen aangetroffen en diverse andere (contante) geldbedragen. Klager wordt verdacht van witwassen en zal hiervoor vervolgd gaan worden. De officier van justitie is van mening dat de door klager gegeven verklaring(en) over de herkomst van het contante geldbedrag en de aankoop van de auto niet aannemelijk is. Volgens de officier van justitie is het dan ook niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, tot een verbeurdverklaring van de auto en het contante geldbedrag zal komen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in zijn beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
- de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De rechtbank maakt uit het verhandelde in raadkamer en de voor de rechtbank beschikbare raadkamerstukken op dat klager wordt verdacht van witwassen. Op 6 februari 2025 wordt klager staande gehouden aan de hand van een controle en wordt er een loze ruimte in zijn auto aangetroffen waarin, vervolgens, een zeer groot contant geldbedrag wordt aangetroffen en een kleine hoeveelheid verdovende middelen. Klager zal, zo begrijpt de rechtbank, worden vervolgd voor witwassen van dit aangetroffen geldbedrag en de auto.
Ondanks dat klager een aantal stukken heeft overgelegd en een verklaring heeft gegeven voor de herkomst van dit contante geldbedrag en de auto, is het binnen het summiere toetsingskader van de raadkamer onduidelijk gebleven wat de exacte herkomst van die gelden en de auto is. Dit nu het enkel in algemeenheden is gebleven en de onderbouwing tot op heden niet rechtstreeks lijkt te kunnen worden gerelateerd aan het in beslag genomen geldbedrag en de in beslag genomen auto. Bij die stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, tot een verbeurdverklaring van dit contante geldbedrag en de auto zal komen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift tegen het artikel 94 Sv beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 3 juli 2025 genomen door mr. R.H.M. Pooyé rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 3 juli 2025.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).