ECLI:NL:RBZWB:2025:5316

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
RK 25-003806
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een scooter

Op 3 juli 2025 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Klager, geboren in 2000 en vertegenwoordigd door mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, had op 6 februari 2025 een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname van zijn scooter, die op 27 januari 2025 in beslag was genomen. Klager stelde dat hij de rechtmatige eigenaar was van de scooter en dat er geen strafvorderlijk belang meer was bij de voortduring van de inbeslagname. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de onttrekking aan het verkeer van de scooter zou bevelen, gezien de omstandigheden waaronder de scooter was aangetroffen, waaronder het ontbreken van een geldig kenteken en het feit dat klager zonder rijbewijs en onder invloed reed.

De rechtbank heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat het klaagschrift ontvankelijk was. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. De rechtbank concludeerde dat er een strafvorderlijk belang was bij het handhaven van het beslag, aangezien de scooter vermoedelijk van diefstal afkomstig was en klager geen overtuigende verklaring had gegeven over de herkomst van de scooter. Daarom werd het klaagschrift ongegrond verklaard. De beslissing werd genomen door mr. R.H.M. Pooyé en is op 3 juli 2025 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk.nummer: 25-003806
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a Sv van:
[klager]geboren op [geboortedag] 2000,
wonende te [adres],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, Bovendonk 11a, 4707 ZH Roosendaal

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingediend op 6 februari 2025 ter griffie van deze rechtbank;
  • de kennisgeving van inbeslagneming op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op 27 januari 2025 te Sprundel, onder klager, een scooter, Gilera Runner, in beslag is genomen;
  • de reactie van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Op 17 juni 2025 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, klager en mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden als gemachtigd advocaat van klager gehoord.
Namens klager wordt aangevoerd dat er op 27 januari 2025 onder klager een scooter (Gilera Runner [kenmerk]) in beslag is genomen. Klager is de rechtmatig eigenaar van deze scooter en heeft de scooter niet door enig strafbaar feit verkregen. Klager meent dat er geen strafvorderlijk belang meer gediend is met de voortduring van de inbeslagname wat met zich meebrengt dat het klaagschrift van klager gegrond kan worden verklaart onder teruggave van de scooter aan klager.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van de scooter zal bevelen. De scooter is van diefstal afkomstig, klager reed zonder enig rijbewijs en onder invloed als bestuurder op de scooter en de scooter voerde geen (geldig) kenteken en was niet tenaamgesteld.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in zijn beklag.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevraagd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, moet de rechter, bij een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo nee,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard.
Het beslag op de voorwerpen blijft gehandhaafd als er een strafvorderlijk belang is op grond van artikel 94 Sv. Dat is het geval wanneer:
- de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voorwerp zal bevelen en/of
- het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De rechtbank is van oordeel dat het klaagschrift tegen de inbeslagname ongegrond dient te worden verklaard. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Klager wordt op 27 januari 2025 als bestuurder van een scooter staande gehouden nadat geconstateerd wordt dat de scooter geen kentekens draagt. Klager is niet in het bezit van een (geldig) rijbewijs. Vervolgens blijkt dat klager onder invloed is hetgeen waarover hij in raadkamer een bekennende verklaring heeft afgelegd nadat klager eerder zweeg in zijn verhoor als verdachte bij de politie. Na onderzoek aan de scooter blijkt niet alleen dat de scooter, zo lijkt het, in slechte technische staat is maar ook dat het motorblok van de scooter niet te relateren valt aan het chassis. Vervolgens blijkt dat voor het chassis nimmer enig (geldig) kenteken is afgeven maar ook dat het motorblok gesignaleerd staat als van diefstal afkomstig. Klager heeft hier verder geen verklaring over af willen leggen anders dan dat hij de nodige maatregelen zou hebben getroffen zich er van vergewist te zijn dat de scooter niet van diefstal afkomstig zou zijn. Binnen het summiere kader van de raadkamer is de rechtbank echter van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, bij deze stand van zaken, de verbeurdverklaring van de scooter zal bevelen.
De rechtbank zal het klaagschrift dan ook ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 3 juli 2025 genomen door mr. R.H.M. Pooyé rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 3 juli 2025.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).