ECLI:NL:RBZWB:2025:5345

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
11658260 CV EXPL 25-1358
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van niet-betaalde zorgpremie met bijbehorende kosten

In deze civiele procedure heeft CZ Zorgverzekeringen N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens het niet betalen van de maandpremie voor een zorgverzekering. De gedaagde heeft wel verschillende betalingen gedaan, maar het is komen vast te staan dat de premie over de maand juli 2024 niet is voldaan. CZ vordert een totaalbedrag van € 215,37, bestaande uit de hoofdsom van € 170,45, wettelijke rente en incassokosten. De gedaagde heeft verweer gevoerd en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van CZ, dan wel tot afwijzing van de vorderingen. De kantonrechter heeft de stellingen van beide partijen beoordeeld en vastgesteld dat de gedaagde door de onregelmatige betalingen het overzicht is verloren, maar dat dit niet aan CZ kan worden toegerekend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van CZ tot betaling van de premie over juli 2024 moet worden toegewezen, evenals de gevorderde wettelijke rente en incassokosten. De gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. Het vonnis is uitgesproken op 20 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11658260 \ CV EXPL 25-1358
Vonnis van 20 augustus 2025
in de zaak van

1.CZ ZORGVERZEKERINGEN N.V.,

te Tilburg,
2.
ONDERLINGE WAARBORG MAATSCHAPPIJ ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ CZ GROEP U.A., ALS RECHTSOPVOLGER VAN DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ MET UITGESLOTEN AANSPRAKELIJKHEID OWM CENTRALE ZORGVERZEKERAARS GROEP, ZORGVERZEKERAAR U.A.,
te Tilburg,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: CZ,
gemachtigde: Flanderijn & van Eck,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge conclusie van antwoord
- de akte van CZ
- de mondelinge akte van [gedaagde] op 21 mei 2025 en op 18 mei 2025 (met producties)
- de akte van CZ.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
CZ en [gedaagde] hebben een zorgverzekeringsovereenkomst afgesloten waarvoor [gedaagde] premie is verschuldigd. [gedaagde] heeft verschillende betalingen gedaan die allen worden erkend door CZ.

3.Het geschil

3.1.
CZ vordert - samengevat - betaling van € 215,37 , bestaande uit de hoofdsom van € 170,45, zijnde de premie over de maand juli 2024, € 4,19 aan tot 2 januari 2025 verschenen wettelijke rente, € 40,00 aan incassokosten en € 0,73 aan verschenen rente tot 18 februari 2025.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van CZ, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van CZ, met veroordeling van CZ in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen hebben in deze procedure getwist over de vraag of met de betalingen die door [gedaagde] zijn gedaan, alle verschuldigde (maand)premiebedragen zijn voldaan, of niet. In de laatste akte heeft CZ gereageerd op de producties die van [gedaagde] had ingediend en waarop alle door haar gestelde betalingen zichtbaar zijn. CZ heeft erkend al die betalingen te hebben ontvangen en geregistreerd en in haar laatste akte van een toelichting voorzien. Deze toelichting is voor de kantonrechter te volgen en leidt tot de eindconclusie dat de premie van juli 2025, zij het onbedoeld, onbetaald is gebleven. De kantonrechter kan zich voorstellen dat [gedaagde] door de verschillende en onregelmatige betalingen, alsmede omdat de bedragen in hoogte verschillen (wel of niet een bedrag voor de aanvullende verzekering, betalingsregelingen en te late betalingen), dat zij het overzicht is verloren, maar dat is niet aan CZ toe te rekenen. Niettemin moet, zoals gezegd, de conclusie luiden dat de maand juli 2024 niet is betaald, zodat de vordering tot betaling van dat bedrag moet worden toegewezen. De meergevorderde verschenen wettelijke rente van € 4,19 is niet betwist, zodat dit bedrag eveneens wordt toegewezen. Dat geldt ook voor de rente vanaf 2 februari 2025 tot de dag van de dagvaarding van 18 februari 2025 van € 0,73.
4.2.
Het totaal aan CZ toe te wijzen bedrag komt daarmee op € 215,37.
4.3.
CZ vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. CZ heeft aan [gedaagde] een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Daarom zal een bedrag van € 40,00 worden toegewezen.
4.4.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van CZ worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
146,14
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
80,00
(2 punten × € 40,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
402,14

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan CZ te betalen een bedrag van € 215,37, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 170,45, met ingang van 18 februari 2025, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan CZ te betalen een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 402,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025.