ECLI:NL:RBZWB:2025:5346

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/436821 / JE RK 25-1138 en C/02/436823 / JE RK 25-1139
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in het kader van voogdij

Op 1 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen in een zaak betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009. De kinderrechter heeft een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, met ingang van 1 juli 2025 tot 1 oktober 2025. Deze beslissing volgt op een eerder verleende spoedmachtiging op 20 juni 2025, die gold tot 4 juli 2025. De zaak is behandeld in een zitting met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, haar advocaat, de moeder en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige veel heeft meegemaakt en dat haar veiligheid en ontwikkeling in het geding zijn. De GI heeft verzocht om een spoedmachtiging voor een periode van vier weken en aansluitend een reguliere machtiging voor drie maanden. De kinderrechter heeft de zorgen van de GI over de onveilige situatie van de minderjarige en de noodzaak van een gesloten plaatsing erkend. De kinderrechter benadrukt het belang van betrokkenheid van de minderjarige in het proces en het maken van keuzes over haar toekomst.

De kinderrechter heeft de beslissing genomen op basis van de Jeugdwet, waarbij is vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen van de minderjarige te behandelen. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat het van groot belang is dat de minderjarige kan starten met haar gewenste opleiding MBO2 dierenverzorging, en dat er actief naar een passende en bestendige plek voor haar moet worden gezocht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/436823 / JE RK 25-1139 (spoedmachtiging gesloten jeugdhulp)
C/02/436821 / JE RK 25-1138 (machtiging gesloten jeugdhulp)
Datum uitspraak: 1 juli 2025
Nadere beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp in het kader van voogdij
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat: mr. N. van Vliet te Breda.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de in deze zaken gegeven beschikking van de kinderrechter van 20 juni 2025 en alle daarin genoemde stukken;
  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 26 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met haar advocaat;
- de moeder, die in de loop van de zitting telefonisch is aangesloten, in aanwezigheid van haar zus, tante van [minderjarige] ;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- een vertegenwoordiger van de Raad, aanwezig in het kader van de voogdij van [minderjarige] .

2.De feiten

2.1.
Bij voormelde beschikking van 20 juni 2025 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 20 juni 2025 tot 4 juli 2025. Het resterende deel van het verzoek van de GI tot het verlenen van een spoedmachtiging alsmede het (reguliere) verzoek van de GI om aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen is aangehouden tot de zitting op 1 juli 2025. Daarbij heeft de kinderrechter bepaald dat de GI uiterlijk op 30 juni 2025 een uitgebreide schriftelijke verklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper inbrengt.
De kinderrechter heeft zich iedere (verdere) beslissing voorbehouden.
2.2.
Op grond van deze verleende machtiging verblijft [minderjarige] nu bij [accommodatie] in [plaats].

3.De verzoeken

3.1.
Aan de beoordeling van de kinderrechter liggen voor de volgende verzoeken van de GI.
3.2.
C/02/436823 / JE RK 25-1139
De GI verzoekt een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een
gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier weken. De GI verzoekt hierop
te beslissen zonder de belanghebbenden te horen.
3.3.
C/02/436821 / JE RK 25-1138
De GI verzoekt daarnaast om aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige]
in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor de duur van drie maanden.

4.De standpunten

4.1.
[minderjarige] heeft, daartoe afzonderlijk gehoord in aanwezigheid van haar advocaat, samengevat verklaard dat het nu wel goed met haar gaat. Het is vervelend om gesloten te zitten maar zij heeft dit geaccepteerd. Anders dan de GI stelt vindt zij de geslotenheid niet veilig; zij is op de eerste dag op [groep 1] al aangevallen. [minderjarige] stelt dat zij haar best gaat doen zodat zij weer naar een open groep kan. Het liefst wil zij bij haar tante (zus moederszijde) wonen. Als dat niet kan wil zij naar een open groep. [minderjarige] geeft aan dat zij niet terug naar haar moeder kan. Hoewel zij hadden afgesproken dat moeder op de zitting aanwezig zou zijn, is zij er niet. Ook is moeder afgelopen weekend niet op bezoek gekomen. Zij voelt zich teleurgesteld door moeder. Aan de afstand kan het niet liggen omdat moeder nu bij haar zus (tante) verblijft, zo stelt [minderjarige] . [minderjarige] vertelt dat school voor haar het allerbelangrijkste is. Zij is in december 2024 geslaagd voor de middelbare school en zij mocht MBO1 overslaan. In het nieuwe schooljaar wil zij beginnen met MBO2 dierenverzorging. Wat er ook gebeurt, school moet doorgaan, aldus [minderjarige] .
4.2.
Door de vertegenwoordiger van de GI is samengevat naar voren gebracht dat zij waarneemt voor de voogd van [minderjarige] , die op vakantie is. De voogd heeft op 26 juni 2025 een briefrapportage naar de rechtbank, [minderjarige] , de moeder en de Raad gestuurd, vergezeld van de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper, die [minderjarige] heeft onderzocht. In die briefrapportage heeft de voogd een gewijzigd verzoek gedaan. De vertegenwoordiger van de GI begrijpt nu ter zitting dat enkel de Raad de stukken van de voogd ontvangen heeft. Het gewijzigde verzoek wordt daarom achterwege gelaten. In de briefrapportage is kort samengevat en mede ter toelichting op het thans voorliggende reguliere verzoek opgenomen dat [minderjarige] veel heeft meegemaakt. Er zijn zorgen op diverse gebieden. De band tussen de moeder en [minderjarige] is zodanig dat zij niet met en niet zonder elkaar kunnen. Zij kunnen niet altijd gezonde keuzes maken. Door weg te lopen komt [minderjarige] in een zodanig onveilige situatie terecht dat uiteindelijk de keuze voor een gesloten plaatsing is gemaakt. Gezien de ernst van haar problematiek en de hoge mate van zelfbepaling van [minderjarige] acht de GI een gesloten machtiging noodzakelijk voor de duur van drie maanden. Haar veiligheid kan dan worden geborgd, zij kan aan zichzelf werken en zich ontwikkelen los van moeder. De GI gunt het [minderjarige] dat zij kan toewerken naar een plek voor zichzelf en kan werken aan een goed contact met haar moeder. De vertegenwoordiger van de GI benadrukt dat het voor [minderjarige] heel belangrijk is dat zij wordt meegenomen in het hele proces van wat er in de komende tijd gaat gebeuren. Dat er een passende en bestendige plek voor haar komt. Dat er met [minderjarige] goed wordt afgewogen wat de gevolgen zijn als zij naar haar moeder zou gaan, of naar tante, of naar een open groep. Ook moet praktische zaken zoals school worden geregeld, maar ook dat zij niet steeds andere hulpverleners ziet. Misschien heeft [minderjarige] angst voor de toekomst, daar kan met haar over gepraat worden. [minderjarige] kan in de komende tijd laten zien dat zij tot rust komt en hoe zij omgaat met de regels.
4.3.
De moeder heeft aangegeven dat zij er dubbel in staat. Aan de ene kant denkt zij dat een gesloten plaatsing goed zou kunnen zijn voor [minderjarige] . Anderzijds twijfelt zij daaraan. Voor nu ziet de moeder de gesloten plaatsing als beste optie.
4.4.
Van de zijde van de Raad is te kennen gegeven dat de Raad zich kan vinden in het reguliere verzoek gesloten plaatsing voor de duur van drie maanden. In het verzoek ontbreekt wel een plan van aanpak. Wat gaat er in de komende maanden gebeuren binnen de geslotenheid? Wordt onderzoek gedaan naar een passende plek, vindt er behandeling plaats of is deze plek ingezet omdat er niks anders voorhanden was? Voor nu is het wel de plek die nodig is. Deze plaatsing is niet bedoeld als les of straf. Er moet wel iets gebeuren. [minderjarige] heeft al op 13 verschillende plekken gewoond en dat is bizar veel. De GI geeft aan dat snel onderzocht moet worden wat een bestendige plek is voor [minderjarige] . De Raad hoopt dat [minderjarige] in ieder geval naar school toe kan gaan.
4.5.
Namens [minderjarige] heeft haar advocaat samengevat aangevoerd dat zij met de Raad een concreet plan van aanpak mist, evenals de afwegingen die zijn gemaakt om te komen tot een gesloten plaatsing. De vraag of er alternatieven zijn wordt niet beantwoord. Ook is [minderjarige] niet betrokken. Dat [minderjarige] is weggelopen kan reden zijn voor een gesloten plaatsing, maar aan de andere kant kan zij goed verwoorden waarom zij is weggelopen en dat zij er het beste van probeert te maken.
Juridisch gezien is de vraag of het toewijzen van het spoedverzoek juist was. Gelet op de zorgen toen, de instemmingsverklaring op basis van het dossier en de informatie op dit moment meent de advocaat dat de beslissing van de rechtbank niet moet worden herroepen.
Het resterende spoedverzoek kan worden afgewezen nu er ook een regulier verzoek voorligt. Ten aanzien van dat reguliere verzoek stelt de advocaat dat haar een afschrift van de instemmingsverklaring na onderzoek is verstrekt en dat haar de gelegenheid is geboden om deze met [minderjarige] door te nemen en te bespreken. Daarmee is voldaan aan de wettelijke vereisten en kan het verzoek worden toegewezen. Dit is ook in het belang van [minderjarige] omdat zij nu nergens anders naartoe kan. [minderjarige] wil ook blijven. Zij is weggelopen van de [groep 2] omdat daar veel minderjarigen met problematiek verblijven en de regels niet zijn nageleefd. Zij werd niet gehoord door de voogd. [minderjarige] is niet weggelopen omdat zij bij haar moeder wilde zijn. Mogelijk wil zij in de toekomst weer bij haar moeder wonen, maar nu moeten zij en moeder ieder werken aan de eigen problematiek. Gelet op dit alles kan de reguliere machtiging gesloten jeugdzorg worden toegewezen voor de verzochte duur van drie maanden. Wel moet goed worden gekeken hoe nu verder en moet de geslotenheid zo kort mogelijk zijn. [minderjarige] moet hierbij worden betrokken. Met haar moet onderzocht worden wat een passende, blijvende bestendige plek voor haar kan zijn, waar zij zo spoedig mogelijk naartoe kan en waar zij ook na haar achttiende verjaardag kan blijven. In het onderzoek moeten ook de mogelijkheden voor plaatsing bij haar familie worden meegenomen. Dit moet goed besproken worden met [minderjarige] , de moeder en de tante. Daarnaast moet er alles aan gedaan worden om [minderjarige] te kunnen laten starten op de door haar gewenste opleiding.

5.De nadere beoordeling

5.1.
De kinderrechter heeft bij aanvang van de zitting vastgesteld dat de vereiste instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper na onderzoek niet bij de rechtbank ontvangen was. Desgevraagd waren ook [minderjarige] , haar advocaat en de moeder niet bekend met deze verklaring. Door de vertegenwoordiger van de GI is aangegeven dat de vereiste verklaring, samen met een begeleidende briefrapportage op 26 juni 2025 naar de rechtbank zou zijn verzonden. De vertegenwoordiger van de Raad heeft daarop kenbaar gemaakt dat hij wel over bedoelde verklaring beschikt. Met instemming van de zijde van de Raad, de GI en van de advocaat van [minderjarige] is aan de kinderrechter en de advocaat een afschrift van de instemmingsverklaring van 26 juni 2025 uitgereikt. De kinderrechter heeft met instemming van de aanwezigen, de zitting voor korte duur geschorst om kennis te kunnen nemen van de inhoud van de instemmingsverklaring en om de advocaat in de gelegenheid te stellen deze verklaring met [minderjarige] door te nemen en te bespreken. Na hervatting van de behandeling heeft de advocaat aangegeven dat zij telefonisch contact heeft met de moeder en dat de moeder bij de verdere behandeling wil aansluiten. De tante is bij de moeder en luistert mee. De kinderrechter is hiermee akkoord gegaan. Desgevraagd heeft ook [minderjarige] daarmee ingestemd.
C/02/436823 / JE RK 25-1139
5.2.
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting is naar het oordeel van de kinderrechter niet gebleken van nieuwe feiten en/of omstandigheden, die maken dat voornoemde beschikking van 20 juni 2025, waarbij een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp is verleend tot uiterlijk 4 juli 2025, per direct dient te worden herroepen. Het resterende deel van het spoedverzoek zal worden afgewezen omdat de kinderrechter ook zal beslissen op het reguliere verzoek gesloten plaatsing.
C/02/436821 / JE RK 25-1138
5.3.
De kinderrechter moet dan ook de vraag te beantwoorden of een aansluitende machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk is.
5.3.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter:
a. jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren;
b. de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken;
c. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
5.4.
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet. Daarom machtigt de kinderrechter de GI om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de verzochte duur van drie maanden.
De kinderrechter neemt daarbij in overweging dat [minderjarige] heel veel in haar nog jonge leven heeft meegemaakt en zij veel, te veel verschillende verblijfplaatsen heeft gekend. Zij
heeft geen controle gehad over haar leven en zij is terecht gekomen in situaties waar zij niet om gevraagd heeft en waar steken zijn laten vallen. Helaas kan dat niet meer ongedaan gemaakt worden. Het is nu heel belangrijk dat [minderjarige] het gevoel gaat krijgen dat zij gehoord en gezien gaat worden en dat zij meegenomen kan worden in de stappen die nu voor haar toekomst gezet moeten gaan worden. Daarmee wordt niet bedoeld dat [minderjarige] gaat bepalen, maar zij kan wel actief worden meegenomen in de te maken keuzen waardoor zij meer controle en zeggenschap over haar leven krijgt. [minderjarige] heeft daar de leeftijd voor en zij heeft daar recht op. De advocaat zegt naar het oordeel van de kinderrechter terecht dat de gesloten plaatsing op dit moment voorstelbaar is. Zoals [minderjarige] aangaf biedt een gesloten plaatsing ook niet altijd veiligheid. Het is geen prettige plek om te zijn, maar het geeft haar wel controle over waar zij is. Met de advocaat begrijpt de kinderrechter daarom het reguliere verzoek van de GI. Ook [minderjarige] heeft aangegeven dat er op dit moment geen alternatief is. Het is niet de beste plek, maar wel de best mogelijke plek die nu voorhanden is. Samen met [minderjarige] moet worden gekeken naar wat de mogelijkheden zijn voor een passende en bestendige plek. Samen met [minderjarige] moeten de afwegingen worden gemaakt. Waar ligt de voorkeur van [minderjarige] ? Wat als de voorkeur van [minderjarige] niet gerealiseerd kan worden? Dit moet aan [minderjarige] uitgelegd worden. Er kan niet worden volstaan met een simpele ‘nee’. Het doel voor de komende periode is dan ook dat actief en met [minderjarige] de mogelijkheden onderzocht worden. Onderzocht moet worden of zij bij familie kan worden geplaatst, of dat een open groep meer geschikt is, of dat zij kan worden aangemeld voor een zelfstandigheidstraining etc. Daarnaast is het van groot belang dat [minderjarige] in het komende schooljaar 2025/2026 kan starten met de door haar gewenste opleiding MBO2 dierenverzorging. Hiervoor is [minderjarige] zeer gemotiveerd, het moet haar dan ook gegund worden om deze opleiding te kunnen volgen. Naar verwachting zal dit bij kunnen dragen aan een positieve ontwikkeling van [minderjarige] . De kinderrechter verwacht dan ook dat de GI zich hiervoor zal inzetten.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
C/02/436823 / JE RK 25-1139
6.1.
wijst het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van een spoedmachtiging gesloten jeugdzorg af;
C/02/436821 / JE RK 25-1138
6.2.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 1 juli 2025 tot 1 oktober 2025.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025 door mr. Tempel, kinderrechter, in aanwezigheid van Dekkers als griffier, en op schrift gesteld op 11 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.