Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat, die telefonisch bij de zitting is aangesloten;
 - de heer [naam 1] , psychiater;
 - de heer [naam 2] , sociaal agoog.
 
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juli 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van een zorgmachtiging. De officier van justitie had verzocht om de zorgmachtiging van betrokkene, die eerder was verleend op 28 mei 2025, te wijzigen door het inperken van het bezoekrecht. Betrokkene, geboren in 1969, was onderworpen aan verplichte zorg vanwege een psychische stoornis. Tijdens de zitting, die op 10 juli 2025 plaatsvond, zijn verschillende partijen gehoord, waaronder betrokkene, haar advocaat, een psychiater en een sociaal agoog. De psychiater stelde dat de bezoeken van een vriendin van betrokkene een negatieve impact hadden op haar gemoedstoestand en dat het noodzakelijk was om deze bezoeken te beperken om de behandeling niet in gevaar te brengen. De advocaat van betrokkene voerde echter aan dat het verzoek onvoldoende was onderbouwd en dat er geen dringende noodzaak was voor de gevraagde wijziging. De rechtbank oordeelde dat de motivering voor de wijziging van de zorgmachtiging onvoldoende was en dat er geen overtuigend bewijs was dat de bezoeken van de vriendin een ernstig nadeel voor betrokkene zouden veroorzaken. De rechtbank wees het verzoek af, met de overweging dat de huidige zorgmachtiging binnen enkele dagen zou eindigen en dat er geen noodzaak was voor een wijziging van de zorgmachtiging op dat moment. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Govaers, rechter, in aanwezigheid van de griffier op 10 juli 2025.