In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen, die de WOZ-waarde van de woning op 1 januari 2022 had vastgesteld op € 458.000. Belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en stelde een lagere waarde van € 409.000 voor. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond en handhaafde de waarde. De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van belanghebbende als de taxateur van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet voldoende heeft aangetoond dat de vastgestelde waarde van de woning terecht is. De rechtbank oordeelt dat de waarde te hoog is vastgesteld en komt tot de conclusie dat de WOZ-waarde van de woning moet worden verlaagd naar € 440.000. Dit heeft ook gevolgen voor de aanslag onroerendezaakbelastingen, die dienovereenkomstig moet worden verlaagd. De rechtbank bepaalt verder dat de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers op 20 augustus 2025 en is openbaar gemaakt.