In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 20 augustus 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning vastgesteld op € 528.000 per 1 januari 2022, maar de belanghebbende betwist deze waarde en stelt dat de waarde € 492.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 14 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de belanghebbende als de taxateur van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet voldoende heeft aangetoond dat de vastgestelde waarde van de woning juist is. De rechtbank oordeelt dat de waarde te hoog is vastgesteld en komt tot de conclusie dat de WOZ-waarde van de woning moet worden verlaagd naar € 505.000. Dit heeft ook gevolgen voor de aanslag in de onroerendezaakbelastingen, die dienovereenkomstig moet worden verlaagd. De rechtbank bepaalt verder dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 en de proceskosten van € 3.108 aan de belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.