ECLI:NL:RBZWB:2025:5359

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
11 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/436338 / FA RK 25-2945
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vervangende toestemming voor inschrijving van een minderjarige op een nieuwe basisschool afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om vervangende toestemming voor de inschrijving van de minderjarige [minderjarige 1] op een nieuwe basisschool. De vrouw, de moeder van [minderjarige 1], verzocht de rechtbank om toestemming voor deze schoolwisseling, omdat [minderjarige 1] zich niet fijn voelde op haar huidige school in [woonplaats 2] en daar gepest zou worden. De man, de vader van [minderjarige 1], verzet zich tegen deze schoolwisseling en stelt dat de huidige school een vertrouwde omgeving is voor [minderjarige 1]. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw afgewezen, omdat zij onvoldoende geïnformeerd was om te kunnen vaststellen of de schoolwisseling in het belang van [minderjarige 1] zou zijn. De rechtbank benadrukt dat er meer objectieve informatie nodig is over de situatie van [minderjarige 1] op school en de zorgen die er zijn over haar welzijn. De rechtbank maakt zich zorgen over de loyaliteitsproblematiek tussen de ouders en de impact daarvan op [minderjarige 1]. De rechtbank roept de ouders op om samen met hulpverlening aan de situatie te werken en een netwerkberaad te organiseren. De beslissing om het verzoek af te wijzen is genomen in het belang van [minderjarige 1].

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/436338 / FA RK 25-2945
Datum uitspraak: 18 juli 2025
Beschikking betreffende vervangende toestemming inschrijving school
in de zaak van
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. D.J.A. Burlet te Oostburg,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. I.H.T.J. Anthonise-Gieling te Goes.
betreffende de minderjarige:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2013.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 5 juni 2025 ontvangen verzoekschrift tot vervangende toestemming inschrijving school, met bijlagen;
- het op 18 juni 2025 ontvangen F9-formulier van mr. Burlet, met bijlage;
- de op 30 juni 2025 ontvangen (stel)brief van mr. Anthonise-Gieling van 30 juni 2025, met bijlagen;
- het op 2 juli 2025 ontvangen F9-formulier van mr. Burlet, met bijlagen.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 3 juli 2025, vanwege de nauwe samenhang gelijktijdig met de door de vrouw aangespannen kort geding procedure ten aanzien van het verkrijgen van vervangende toestemming voor vakantie (bij rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/436326 / KG ZA 25-29). Op deze laatstgenoemde zaak is bij separaat vonnis beslist.
1.3
Bij die behandeling is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Ook is verschenen de man. Daarnaast was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad. De advocaat van de man is met bericht van afmelding niet verschenen.
1.4
Voorafgaand aan voornoemde mondelinge behandeling is de [minderjarige 1] gehoord.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, d.d. 18 december 2018 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 15 januari 2019 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Uit het huwelijk van partijen zijn de navolgende minderjarige kinderen geboren:
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2011;
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2013.
2.3
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
2.4
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.5
Bij voornoemde echtscheidingsbeschikking is, voor zover thans van belang, bepaald dat de minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben. Voorts is een zorgregeling tussen de man en de minderjarigen vastgesteld, inhoudende dat:
- in de twee weken dat de man aan wal is verblijven de minderjarigen van woensdagmiddag
na schooltijd tot en met woensdag aanvang school bij de man, waarbij de man de
minderjarigen bij aanvang van de zorgcontacten op woensdag ophaalt van school en hen bij
het einde van de zorgcontacten op woensdagochtend terug brengt naar school;
- indien de man korter dan twee weken aan wal is, zullen partijen in onderling overleg
bepalen wanneer de minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en
opvoedingstaken bij de man zullen zijn;
- in de zomervakanties verblijven de minderjarigen gedurende drie aaneengesloten weken bij de man, zulks in onderling overleg door partijen nader te verdelen.

3.Het verzoek

3.1
De vrouw verzoekt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Te bepalen dat aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend om [minderjarige 1] in te schrijven op de Openbare basisschool “ [basisschool] ”, [plaats] aan [adres] .
3.2
De man voert verweer tegen het verzoek van de vrouw en verzoekt dit verzoek af te wijzen.
3.3
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

Wettelijk kader
4.1
Op grond van artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kunnen op verzoek van de ouder(s) geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Standpunten partijen
4.2
De vrouw stelt ter onderbouwing van haar verzoek om vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven op de Openbare Basisschool [basisschool] dat [minderjarige 1] sinds begin 2024 steeds vaker aangeeft dat zij zich niet fijn voelt op de basisschool in [woonplaats 2] . De vrouw heeft in augustus 2024 geprobeerd om daar met de man over in gesprek te gaan en heeft voorgesteld om met de man de basisschool in [plaats] te bezoeken. De man is daar echter niet op in gegaan. Volgens de vrouw kon de man destijds niet instemmen met de schoolwisseling van [minderjarige 1] omdat de wisseling de thuissituatie van de man zou ontwrichten nu de dochter van de partner van de man dezelfde school als [minderjarige 1] in [woonplaats 2] bezoekt en het voor de man lastig is om [minderjarige 1] dan naar een andere school te brengen en haar daar op te halen. Nu [minderjarige 1] sinds januari 2025 niet meer op regelmatige basis bij de man verblijft en zij blijft volharden in haar wens om van school te wisselen, mede doordat zij op school erg gepest wordt en daar heel veel last van heeft, terwijl de school daar vrijwel niets tegen doet, is de vrouw overgegaan tot het indienen van onderhavig verzoek. Bijkomende voordelen van de school in [plaats] zijn de vermindering van de reistijd voor [minderjarige 1] (van 50 naar 20 minuten), de omstandigheid dat het een kleine en rustige school betreft en de wijze van lesgeven, namelijk met thema’s en met veel ruimte voor bewegen, hetgeen goed lijkt aan te sluiten bij de behoeftes van [minderjarige 1] . De vrouw benadrukt dat het erg belangrijk is dat er nu vervangende toestemming voor de schoolwisseling wordt verleend, omdat dit de uitdrukkelijke wens is van [minderjarige 1] . Wanneer hier tijdens een netwerkberaad eerst verder over moet worden gepraat, gaat er zo driekwart jaar overheen en dan is het niet meer de moeite om [minderjarige 1] gedurende of na groep 7 nog van basisschool te laten wisselen.
Ten aanzien van het gesprek tussen de juffen van [minderjarige 1] en de bij [minderjarige 1] betrokken ambulant begeleidster van [hulpverlening] over het pesten van [minderjarige 1] , waarbij de man plotseling aanwezig was, benoemt de vrouw dat de ambulant begleidster duidelijk had aangegeven dat zij alleen met de juffen van [minderjarige 1] in gesprek zou gaan. Het was niet de bedoeling dat de ouders daarbij aanwezig zouden zijn. De vrouw kan zich ook niet vinden in wat er vervolgens in het verslag van dit gesprek is vermeld over het pesten van [minderjarige 1] . [minderjarige 1] geeft wel degelijk aan dat zij wordt gepest. De recent betrokken geraakte casusregie gaat dit nu verder onderzoeken.
Verder benoemt de vrouw dat een ondertoezichtstelling niet is aangewezen nu deze maatregel in het verleden is afgerond omdat er sprake was en nog steeds is van voldoende bereidheid voor de inzet van de benodigde hulpverlening. Ook zal een ondertoezichtstelling vanwege het zeer schrale aanbod van hulpverlening in Zeeuws-Vlaanderen geen meerwaarde hebben.
De vrouw vindt het tot slot prima dat [minderjarige 1] de komende tijd in afwijking van de zorgregeling een weekend per veertien dagen bij de man verblijft als dat haar wens is.
4.3
De man voert verweer tegen het verzoek van de vrouw. Hij benadrukt dat de vrouw in de verhuizingszaak in december 2022 de toezegging heeft gedaan dat de school van [minderjarige 1] in [woonplaats 2] behouden zou blijven. De man achtte het destijds en nu nog steeds nadrukkelijk niet in het belang van [minderjarige 1] om van school te wisselen, aangezien dit een vertrouwde omgeving voor haar betreft en zij de afgelopen jaren al diverse wisselingen heeft ondergaan nu zij meermaals met de vrouw is verhuisd en van school is gewisseld. Al die wijzigingen zijn schadelijk voor [minderjarige 1] , aldus de man. Volgens de man wordt [minderjarige 1] bovendien niet gepest op haar huidige school, maar heeft zij last van de onveilige thuissituatie bij de vrouw en de aanhoudende strijd van partijen, waardoor zij in een ernstig loyaliteitsconflict verkeert. Dat is ook door de juffen van [minderjarige 1] aangegeven in het gesprek dat de man laatst met hen en de ambulant begeleidster van [minderjarige 1] op school heeft gehad en blijkt ook uit het verslag daarvan van 19 juni 2025, dat door de man is overgelegd. Vanwege deze situatie heeft de school er zelfs bij de ambulant begeleidster op aangedrongen om een melding bij Veilig Thuis te doen. Dit is tot op heden niet gebeurd. De man vindt het gelet op deze situatie noodzakelijk dat er weer een ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en haar broer [minderjarige 2] komt.
Ten aanzien van het contact tussen de man en [minderjarige 1] (en [minderjarige 2] ) benoemt de man desgevraagd dat hij in beginsel niet openstaat voor een weekendregeling met [minderjarige 1] , maar wil dat er weer uitvoering wordt gegeven aan de vastgestelde zorgregeling. Mocht [minderjarige 1] het te lang vinden om zeven dagen achter elkaar bij de man te verblijven, dan wil de man daarin best meedenken.
4.4
De Raad adviseert de rechtbank om geen vervangende toestemming te verlenen voor de schoolwisseling van [minderjarige 1] gelet op de zeer beperkte informatie die nu voorhanden is. Vanwege het ingrijpende karakter van een schoolwissel is daar namelijk juist uitgebreide informatie van onder andere de school en de hulpverlening voor nodig, zeker nu de ouders lijnrecht tegenover elkaar staan en er duidelijk sprake is van een loyaliteitsconflict bij [minderjarige 1] . Ten aanzien van een eventuele ondertoezichtstelling merkt de Raad op dat het positief is dat er nu casusregie bij de ouders en minderjarigen is betrokken. Wanneer de zorgen blijven toenemen of te complex blijken, is het aan de casusregie om daarvan melding te maken bij de Raad. Voor nu acht de Raad het van groot belang dat er spoedig een netwerkberaad gaat plaatsvinden waarbij alle zorgen over [minderjarige 1] en dan met name het (gebrek aan) contact tussen de man en [minderjarige 1] , het mogelijke pesten van [minderjarige 1] op school en de wens om van school te wisselen, worden besproken. Vervolgens zal dan duidelijk moeten worden of de ouders daar samen met de hulpverlening in het vrijwillig kader een oplossing voor kunnen gaan vinden of dat er een opschaling moet gaan komen.
Inhoudelijke beoordeling
4.5
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw afwijzen en overweegt daartoe als volgt. Met de Raad acht de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd om op dit moment te kunnen vaststellen of een wijziging van school in het belang van [minderjarige 1] is. Daarvoor is op dit moment onvoldoende (objectieve) informatie voorhanden, zeker nu het gaat om een zeer ingrijpende wijziging in het leven van [minderjarige 1] . In het gesprek dat [minderjarige 1] met de kinderrechter heeft gehad, heeft [minderjarige 1] aangegeven dat zij soms wel en soms niet wordt gepest op school. Dit is erg onvoorspelbaar en maakt dat [minderjarige 1] het niet fijn vindt op school. Zij wil graag naar een nieuwe school gaan, zodat zij daar nieuwe vrienden kan maken. Uit hetgeen door en namens de vrouw naar voren is gebracht begrijpt de rechtbank dat [minderjarige 1] op haar huidige school erg wordt gepest en daar heel veel last van heeft. Deze stellingen van de vrouw worden door de man betwist. Volgens de man is er van pesten op de huidige school van [minderjarige 1] geen sprake, maar heeft [minderjarige 1] last van de thuissituatie bij de vrouw en de aanhoudende strijd van de ouders. Uit het door de man overgelegde verslag van [hulpverlening] d.d. 19 juni 2025 van het gesprek dat de bij [minderjarige 1] betrokken ambulant begeleidster van [hulpverlening] met de juffen van [minderjarige 1] en de man over het pesten van [minderjarige 1] heeft gehad, volgt dat de school de meldingen van pestgedrag zeer serieus neemt, maar dat er door de juffen zelf geen signalen van dergelijk gedrag zijn gezien. [minderjarige 1] lijkt het juist goed te kunnen vinden met de vermoedelijke pesters. Wel wordt door de school opgemerkt dat [minderjarige 1] veel last heeft van haar thuissituatie waardoor zij met momenten vastloopt bij het leren. Ook wordt door [hulpverlening] opgemerkt dat [minderjarige 1] kampt met loyaliteitsproblematiek. De vrouw heeft op haar beurt aangegeven zich niet te kunnen vinden in dit verslag nu er onwaarheden instaan. De recent betrokken geraakte casusregie gaat dit volgens de vrouw nader onderzoeken. Los daarvan staat voor de rechtbank in ieder geval vast dat er door [hulpverlening] geen standpunt is (willen of kunnen) ingenomen over de vraag of een schoolwisseling al dan niet in het belang van [minderjarige 1] is.
4.6
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank thans niet vaststellen of een (zeer ingrijpende) wisseling van school thans in het belang van [minderjarige 1] noodzakelijk is. Daarbij merkt de rechtbank op dat pestgedrag een kind enorm kan beschadigen en dat dit te allen tijde zeer serieus moet worden genomen. De rechtbank kan zich echter niet aan de indruk onttrekken dat de wens om van school te wisselen verband houdt met de forse loyaliteitsproblematiek waar [minderjarige 1] als gevolg van de aanhoudende strijd tussen haar ouders en het gebrek aan constructieve samenwerking en communicatie tussen hen, al lange tijd mee kampt. De rechtbank maakt zich hierover grote zorgen, zeker nu de sociaal-emotionele en identiteitsontwikkeling van [minderjarige 1] hierdoor ernstig lijken te worden bedreigd. Ook is er al enige tijd geen contact meer tussen [minderjarige 1] en de man. Met betrekking tot de wens van de man om [minderjarige 1] (en haar broer [minderjarige 2] ) opnieuw onder toezicht te stellen, overweegt de rechtbank dat zij niet de mogelijkheid heeft om ambtshalve een dergelijke beslissing te nemen. Het is aan de Raad om te beslissen of hij tot een dergelijk onderzoek overgaat.
4.7
De rechtbank acht het gelet op al het voorgaande van groot belang dat de ouders samen, met hulpverlening, aan de slag gaan om de situatie voor [minderjarige 1] te verbeteren. Het organiseren van een netwerkberaad zoals door de Raad is voorgesteld acht de rechtbank daarvoor een goede eerste stap. De verzochte wisseling van school van [minderjarige 1] lijkt daar naar het oordeel van de rechtbank en gezien al het voorgaande op dit moment vooralsnog niet het verschil in te gaan maken. De rechtbank acht het wel van belang dat er meer duidelijkheid gaat ontstaan over het mogelijke pesten van [minderjarige 1] op school. Daarbij verwacht de rechtbank dat, indien daar inderdaad sprake van lijkt te zijn, de ouders in staat zijn om daar samen, al dan niet met hulpverlening, in het belang van [minderjarige 1] de juiste stappen in te zetten. Tot slot acht de rechtbank het van groot belang dat het contact tussen [minderjarige 1] en de man spoedig wordt hervat en weer op een frequente wijze kan gaan plaatsvinden. De wens van [minderjarige 1] om een daar een weekendregeling voor af te spreken is iets dat tussen de ouders moet worden besproken.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
wijst het verzoek van de vrouw af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2025 in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.