Op 11 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. E. Türk, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen de weigering van een WIA-uitkering, welke beslissing op 25 maart 2024 was genomen. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien het UWV de beslistermijn had overschreden. Eiseres had het UWV op 28 maart 2025 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken was verstreken zonder dat er een nieuw besluit was genomen. De rechtbank bepaalde dat het UWV binnen twee weken na de uitspraak een nieuw besluit moest nemen, maar gaf het UWV vier maanden de tijd om dit te doen, gezien de omstandigheden en het belang van een zorgvuldige heroverweging. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres kreeg ook recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door het UWV moesten worden betaald. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 11 augustus 2025.