ECLI:NL:RBZWB:2025:5382

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
: C/02/438200 / KG ZA 25-394
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving school in kort geding

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met het verzoek om vervangende toestemming voor een verhuizing met hun minderjarige kinderen naar een andere gemeente en voor de inschrijving van een van de kinderen op een nieuwe school. De vrouw heeft aangegeven dat de verhuizing noodzakelijk is vanwege de werkplek van haar nieuwe partner, die in een dienstwoning moet gaan wonen. De man is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling, waardoor de voorzieningenrechter verstek heeft verleend. De vrouw heeft de noodzaak van de verhuizing onderbouwd met argumenten over de huidige situatie van de kinderen en de voordelen van de nieuwe woonomgeving. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geen bezwaar tegen de verhuizing en de schoolwisseling. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij haar verzoek, gezien de aanstaande start van het nieuwe schooljaar. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vrouw vervangende toestemming verleend voor zowel de verhuizing als de schoolinschrijving, en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
zaaknummer : C/02/438200 / KG ZA 25-394
Vonnis in kort geding van 12 augustus 2025
in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. D. Marcus te Goirle,
tegen
[de man]
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna: de Raad, de voorzieningenrechter over de vorderingen geadviseerd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties.
1.2.
Op 4 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren, omdat het belang van de kinderen en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is verschenen de vrouw, bijgestaan door haar advocaat. Daarnaast was een vertegenwoordigster van de Raad aanwezig. De man is niet verschenen.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft de kinderen naar hun mening gevraagd. Zij hebben hierover op 1 augustus 2025 een gesprek gevoerd met de voorzieningenrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter samengevat weergegeven wat zij hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit dit huwelijk zijn geboren de thans nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2010;
- [minderjarige 2] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2015.
2.2.
Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen.
2.3.
De kinderen verblijven bij de vrouw.
2.4.
Partijen zijn samen een ouderschapsplan overeengekomen.

3.De vorderingen

3.1.
De vrouw vordert bij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing van de vrouw met de kinderen naar de [gemeente];
  • vervangende toestemming te verlenen voor het inschrijven van [minderjarige 2] , geboren [geboortedag 3] 2015, op de [basisschool 1] te [plaats 1] ;
  • althans een beslissing te nemen als de rechtbank in het belang van de kinderen juist en redelijk acht;
  • met veroordeling van de man in de proceskosten.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de vrouw is ter onderbouwing van haar vorderingen, kort samengevat, het volgende aangevoerd. De vrouw wil vanuit [plaats 2] verhuizen naar [adres] . Op dit adres staat een dienstwoning die hoort bij de [bedrijf] waar de nieuwe partner van de vrouw in dienstverband werkzaam is. Deze dienstwoning komt in december 2025 voor de man beschikbaar, omdat de werknemer die nu in deze woning verblijft dan met pensioen zal gaan en de woning vrijkomt. Van de partner wordt dan verwacht dat hij in die woning gaat verblijven. Voor een toezicht op de boerderij is het noodzakelijk dat er iemand altijd direct in de buurt is. Wanneer haar partner hier niet gaat wonen raakt hij zijn baan kwijt. De vrouw heeft de man hiervan op de hoogte gesteld. Partijen zijn in het ouderschapsplan onder meer overeengekomen dat zij op een rijafstand van maximaal 30 minuten van elkaar blijven wonen. De voorgenomen verhuizing voldoet hieraan en brengt geen extra reistijd met zich mee. De huidige reistijd tussen het adres van de vrouw in [plaats 2] en het adres van de man in [plaats 3] is circa 20 minuten. Na een verhuizing is de reistijd een of twee minuten meer. Ook in dit geval blijft de reistijd ruim onder de 30 minuten. Het contact tussen de man en de kinderen kan dan ook ongewijzigd worden voortgezet. Er is geen sprake van extra kosten voor de man, of anderszins een extra belasting. De kinderen verblijven sinds februari 2025 volledig bij de vrouw, dit gelet op de verslechterde situatie van de man. De vrouw wil gebruik maken van haar recht om haar leven opnieuw in te richten en vorm te geven. Zij heeft met haar partner ook een dochtertje. Zij meent dat haar belang om een nieuw leven op te bouwen doorslaggevend moet zijn. De vrouw meent dat de belangen van de man niet onredelijk worden geschaad door een verhuizing naar [plaats 4] .
Daarnaast wil de vrouw [minderjarige 2] inschrijven op een nieuwe school in [plaats 4] . De man weigert hiervoor zijn toestemming te geven. [minderjarige 2] staat momenteel ingeschreven op [basisschool 2] in [plaats 3] en heeft hier haar schooljaar, groep 6, afgerond. De wens van [minderjarige 2] en de vrouw is om op 18 augustus 2025 te starten op de nieuwe school in [plaats 4] . [minderjarige 2] is een meisje met kindeigenproblematiek. Zij wordt op haar huidige school erg gepest en gaat met tegenzin naar school. Eigenlijk wil [minderjarige 2] vanaf het nieuwe schooljaar sowieso naar een andere school. Nu de vrouw in december 2025 wenst te verhuizen naar [plaats 4] , meent zij dat het in het belang van [minderjarige 2] is wanneer zij bij aanvang van het nieuwe schooljaar zou kunnen starten op een nieuwe school, dicht bij haar nieuwe woonomgeving. [minderjarige 2] gaat nu naar een school in [plaats 3] . De vrouw heeft reeds contact gehad met de nieuwe school. [minderjarige 2] kan daar starten. De vrouw heeft de man op de hoogte gebracht en om toestemming verzocht voor de verhuizing en de inschrijving op een andere school. De man heeft slechts laten weten dat hij een meting wil laten verrichten naar ammoniak en stikstof in de nieuwe woonomgeving. Verdere reactie is uitgebleven. Voor [minderjarige 1] is er geen sprake van een schoolwisseling.
Nu de zomervakantie eindigt op 17 augustus 2025 heeft de vrouw een voldoende spoedeisend belang bij haar vorderingen.
4.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben in hun gesprek bij de voorzieningenrechter, samengevat, aangegeven dat zij beiden het goed vinden om te verhuizen. Een verhuizing brengt voor hen geen extra reistijd mee wanneer zij naar hun vader gaan. [minderjarige 2] wil graag naar een andere school omdat zij op haar huidige school wordt gepest. Zelfs als de verhuizing niet doorgaat wil zij sowieso naar een andere school. Wanneer zij op hun nieuwe adres wonen is de afstand tot de genoemde school in [plaats 4] slechts zeven minuten lopen of vijf minuten fietsen. [minderjarige 1] kan op de fiets of met het openbaar vervoer naar zijn nieuwe middelbare school.
4.3.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij geen bezwaar heeft tegen de voorgenomen verhuizing van de vrouw met de kinderen en de wisseling van school voor [minderjarige 2] . [minderjarige 1] hoeft niet van school te wisselen bij een eventuele verhuizing. De afstanden en de reistijden blijven nagenoeg gelijk. De zorgregeling kan ongewijzigd en zonder belemmering worden voortgezet. Het advies is dan ook om de vorderingen van de vrouw toe te wijzen.

5.De beoordeling

Verstek
5.1.
Bij aanvang van de mondelinge behandeling constateert de voorzieningenrechter dat de man niet is verschenen. Gelet hierop dient de voorzieningenrechter vast te stellen of de dagvaarding correct is betekend.
5.2.
Op grond van artikel 117 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van eiser de dagvaardingstermijn worden verkort. Aan de vrouw is toestemming verleend om de man op verkorte termijn te dagvaarden, te weten uiterlijk op 30 juli 2025 te 13:00 uur. De dagvaarding is op 28 juli 2025 aan de man betekend. Dit is ruim binnen de toegestane verkorte dagvaardingstermijn. Uit het ambtshalve door de voorzieningenrechter geraadpleegde uittreksel van de man uit de basisregistratie personen (brp) blijkt dat de dagvaarding is betekend op het adres waar de man in de brp staat ingeschreven.
5.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen. Gelet hierop heeft hij tijdens de mondelinge behandeling op vordering van de vrouw tegen de man verstek verleend. Volledigheidshalve wordt hierbij nog het volgende vermeld. De griffier heeft bij het begin van de mondelinge behandeling driemaal geprobeerd om de man telefonisch te bereiken op het door de vrouw beschikbaar gestelde telefoonnummer ( [telefoonnummer] ) van de man. Het is echter niet gelukt om contact met de man te krijgen.
Spoedeisend belang
5.4.
De volgende vraag die de voorzieningenrechter heeft te beantwoorden is of de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe dat het nieuwe schooljaar start op maandag 18 augustus 2025. Het is belangrijk dat er voor die tijd duidelijkheid is over de vraag naar welke school [minderjarige 2] in het nieuwe schooljaar zal gaan. Nu de schoolgang samenhangt met de verhuizing is het oordeel dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen.
Inhoudelijke beoordeling
5.5.
Partijen hebben samen het ouderlijk gezag over de kinderen. Dit brengt mee dat de vrouw voor een verhuizing met deze kinderen de toestemming van de man nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, kan het geschil, op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek, worden voorgelegd aan de rechter. De rechter neemt alsdan een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt.
5.6.
Overeenkomstig vaste rechtspraak (HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901 en HR 26 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ0293) dient de rechter bij zijn beslissing over een kwestie zoals de onderhavige alle omstandigheden van het geval in acht te nemen. In de rechtspraak zijn criteria ontwikkeld aan de hand waarvan een verzoek tot vervangende toestemming tot verhuizing kan worden beoordeeld. Deze criteria zijn:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing van de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn omgeving en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing
Het belang van het kind dient daarbij een eerste overweging te zijn. Hieruit mag niet worden afgeleid dat het belang van het kind bij geschillen over de gezamenlijke gezagsuitoefening altijd zwaarder weegt dan andere belangen. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen andere belangen zwaarder wegen.
5.7.
De (onweersproken) noodzaak tot een verhuizing naar [plaats 4] is voor de voorzieningenrechter aannemelijk gemaakt door de vrouw. De verhuizing hangt samen met de baan van de partner van de vrouw in een [bedrijf] . Daarbij is tevens aannemelijk geworden dat de bij de [bedrijf] behorende dienstwoning na het beschikbaar komen daarvan door de partner van de vrouw dient te worden bewoond. Indien hij besluit om daar niet te gaan wonen raakt hij zijn baan kwijt. De vrouw heeft met haar partner ook een dochtertje. Zij heeft het recht om haar eigen leven opnieuw in te richten met haar partner en haar drie kinderen.
5.8.
In het tussen partijen overeengekomen ouderschapsplan is onder meer opgenomen dat beide partijen bij het vaststellen van hun toekomstige woonplaats rekening houden met de vastgestelde zorgregeling. Daarbij is de afspraak gemaakt dat zij bij een verhuizing op een rijafstand van maximaal 30 minuten van elkaar blijven wonen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de voorgenomen verhuizing voldoet aan dit criterium. De vrouw woont op dit moment in het centrum van [woonplaats] . De reisafstand naar het adres van de man in [plaats 3] blijft ongeveer dezelfde wanneer zij in [plaats 4] gaat wonen, de reisduur blijft daarmee ruim onder de 30 minuten. Ook voor het verloop van de zorgregeling tussen de man en de kinderen (en de eventueel daarmee samenhangende kosten) heeft zo’n verhuizing geen gevolgen. Aldus is de voorgenomen verhuizing voldoende doordacht en voorbereid. Het bieden van alternatieven of een compensatieregeling is dan ook niet aan de orde.
5.9.
De man heeft geen verweer gevoerd. Uit de e-mailwisseling, die door de vrouw is overgelegd, leidt de voorzieningenrechter niet af dat hij bezwaar heeft tegen de verhuizing. Hij geeft slechts aan dat hij meer wil weten over het ammoniak- en stikstofgehalte van de nieuwe woonomgeving. Van andere bezwaren is niet gebleken.
5.10.
Hoewel een verzoek tot verhuizing zich in beginsel niet leent voor een beoordeling in kort geding, is de voorzieningenrechter van oordeel dat hij in dit geval, mede gezien het advies van de Raad, voldoende geïnformeerd is om hier een inhoudelijke beslissing op de vordering te kunnen nemen. Daarbij neemt hij ook in aanmerking dat hem niet is gebleken dat de man met de beoogde verhuizing door de vrouw met de kinderen in enig rechtens relevant belang wordt geschaad. Alles afwegende is de voorzieningenrechter met de Raad van oordeel dat niet is gebleken dat een verhuizing van [plaats 2] naar [plaats 4] niet in het belang is van de kinderen. Aannemelijk is dat de man weigert zijn (vereiste) toestemming voor de onderhavige verhuizing te geven. De voorzieningenrechter zal de vrouw dan ook vervangende toestemming geven voor een verhuizing naar [plaats 4] , gemeente [gemeente].
5.11.
De voorzieningenrechter zal de vrouw eveneens vervangende toestemming geven voor inschrijving van [minderjarige 2] op de in het dictum genoemde school. Aannemelijk is dat de man voor de door de vrouw gewenste inschrijving geen toestemming verleent. [minderjarige 2] wil heel graag naar een andere school, omdat zij op haar huidige school wordt gepest. Zij zit op dit moment op een school in [plaats 3] en heeft daarmee al een reisafstand tot haar school van ongeveer 20 minuten. Deze reisafstand verschilt minimaal wanneer zij vanuit [plaats 2] naar school gaat. Daar komt bij dat wanneer de vrouw en de kinderen zijn verhuisd naar [plaats 4] de nieuwe school voor [minderjarige 2] zelfs op loopafstand komt te liggen. Met de Raad acht de voorzieningenrechter het in haar belang dat zij aan het begin van het schooljaar 2025/2026 op de nieuwe school kan starten.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.12.
De voorzieningenrechter zal de toewijzende beslissingen, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door de vrouw. Dat betekent dat de beslissingen per direct gelden en dat een eventueel hoger beroep deze beslissingen niet schorst.
Proceskosten
5.13.
Omdat partijen met elkaar gehuwd zijn geweest en deze procedure ziet op hun
beider kinderen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde;
6.2.
verleent vervangende toestemming aan de vrouw, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man, om met de voormelde minderjarige kinderen te verhuizen naar de [plaats 1] in de [gemeente];
6.3.
verleent vervangende toestemming aan de vrouw, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man, voor het inschrijven van [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 3] 2015, op de [basisschool 1] te [plaats 1] , [gemeente];
6.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de onder 6.2. en 6.3. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Toekoen, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2025 in tegenwoordigheid van Van Beijsterveldt, griffier.