Op 12 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van 700 kilogram cocaïne en gewoontewitwassen van € 2.600.000. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 42 maanden gevangenisstraf en een geldboete van € 30.000. Daarnaast is er een ontnemingsvordering gedaan door de officier van justitie, die gebaseerd was op chatgesprekken tussen de verdachte en zijn broer. Uit deze gesprekken bleek dat zij samen een voordeel hadden genoten van € 3.395.400, waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel voor de verdachte op € 1.697.700 wordt geschat. De verdediging voerde aan dat de vordering afgewezen moest worden, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het ontnemen van het voordeel. De rechtbank heeft het ontnemingsbedrag vastgesteld op € 1.697.700, en legde de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat van dit bedrag. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.