ECLI:NL:RBZWB:2025:5396

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
13 augustus 2025
Zaaknummer
02-382127-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring straatroof met geweld tegen een hoogbejaarde vrouw

Op 14 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van straatroof met geweld. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 31 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum, werd beschuldigd van het afpakken van de tas van een hoogbejaarde vrouw op 30 november 2024 in Bergen op Zoom. De rechtbank achtte het feit bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de straatroof, waarbij de vrouw gewond raakte tijdens de worsteling.

De rechtbank overwoog dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische problemen en verslavingsproblematiek. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden en terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden geëist. De verdediging steunde de tbs-maatregel, maar vroeg om een lagere gevangenisstraf. De rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf van 258 dagen op, met aftrek van voorarrest, en besloot tot tbs met voorwaarden, waarbij de nadruk lag op behandeling en begeleiding van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar wogen, en dat de verdachte een kans moest krijgen om zijn leven te beteren. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die een bedrag van € 1.614,94 vorderde, wat door de rechtbank volledig werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-382127-24
vonnis van de meervoudige kamer van 14 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum [locatie]
raadsman mr. E.M.J. Thomas, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een straatroof heeft gepleegd, waarbij met (bedreiging met) geweld de tas van [slachtoffer] is afgepakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde straatroof heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, zaaknummer ZB2R024123 / PL2000-2024307717, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en
met 73.
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 31 juli 2025;
- het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] van 30 november 2024 (p. 25 e.v.).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 30 november 2024 te Bergen op Zoom
een tas, die aan mevrouw [slachtoffer] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- meerdere malen aan voornoemde tas te trekken en
- met die [slachtoffer] in een worsteling te geraken en
- een slaande beweging in de richting van die [slachtoffer] te maken.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van het advies van de gedragsdeskundigen verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 10 maanden met aftrek van voorarrest, alsook een terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden, welke voorwaarden de reclassering heeft geadviseerd. Verder is verzocht de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) op te leggen, de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden te bevelen en de voorlopige hechtenis te schorsen met ingang van het tijdstip waarop de klinische behandeling van verdachte zal starten. Aan de schorsing dienen dezelfde voorwaarden te worden verbonden als aan de tbs.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in het opleggen van een tbs met voorwaarden, zoals door de gedragsdeskundigen en de reclassering wordt geadviseerd. Verdachte wil zich aan de gestelde voorwaarden houden. De verdediging verzoekt evenwel een lagere gevangenisstraf op te leggen dan is gevorderd. De strafvorderingsrichtlijnen noemen voor een straatroof een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek van het voorarrest, waarbij nog niet in strafverminderende zin rekening is gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van het feit
Verdachte heeft een hoogbejaarde vrouw op klaarlichte dag beroofd van haar tas, nadat hij haar had zien pinnen. Verdachte hield haar op dat moment al in de gaten. Toen het slachtoffer weer onderweg was naar huis, sprak verdachte haar aan en trok aan haar tas. Het slachtoffer gaf zich niet meteen gewonnen en er ontstond een worsteling tussen hen beiden. Daarbij kwam het slachtoffer ten val en lukte het verdachte om de tas weg te nemen en te vluchten. Door oplettende omstanders werd verdachte kort daarna aangehouden.
De rechtbank rekent verdachte dit feit zwaar aan. Het slachtoffer heeft bij haar val een lelijke wond op het achterhoofd opgelopen, die hevig bloedde. Zij werd met de ambulance naar het ziekenhuis overgebracht, waar de wond moest worden gehecht. Het hoeft geen betoog dat het letsel bij het kwetsbare slachtoffer nog vele malen ernstiger had kunnen zijn. De zoon van het slachtoffer heeft ter zitting verteld dat zijn moeder tot deze gebeurtenis nog midden in het leven stond en zelfstandig haar boodschappen deed. Door toedoen van verdachte ervaart zij nu echter dagelijks angst als zij de straat op gaat. Een dergelijke straatroof leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving, ook bij andere ouderen.
Verdachte heeft bij deze nadelige gevolgen van zijn handelen niet stilgestaan. Hij was er enkel op uit om snel wat geld te bemachtigen, zodat hij drugs kon kopen.
De persoonlijke omstandigheden
De rechtbank weegt ten nadele van verdachte mee dat hij al vaker met politie en justitie in aanraking is gekomen voor het plegen van zowel vermogensdelicten als een geweldsdelict.
De rechtbank heeft kennis genomen van de verschillende rapportages die over de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn uitgebracht, met name die van psychiater [persoon 1] van 7 mei 2025, psycholoog [persoon 2] van 20 februari 2025 en de reclassering van 25 juni 2025.
De psychiater en psycholoog benoemen dat bij verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, schizofrenie en verslavingsproblematiek (flakka, cocaïne en cannabis). Daarnaast wordt gesteld dat verdachte (chronisch) psychotisch is (geweest). Deze stoornissen beïnvloedden de gedragingen en gedragskeuzes van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde, zodat verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt. De gedragsdeskundigen schatten het recidiverisico op gewelddadig gedrag hoog in als verdachte niet de juiste zorg met een daarbij passend risicomanagement krijgt aangeboden. Zij adviseren daarom tbs met voorwaarden op te leggen. Het is van belang dat met een (langdurige) klinische opname eerst de verslavingsproblematiek wordt aangepakt, waarna de focus moet worden gelegd op ambulante begeleiding. Daarbij moet aandacht zijn voor het instellen van medicatie en het opbouwen van de benodigde structuur binnen de diverse leefgebieden.
In het rapport van de reclassering wordt beschreven dat verdachte problemen kent op alle leefgebieden, dat eerdere hulpverleningstrajecten voortijdig zijn afgebroken door terugval in middelengebruik en dat ook zorgmachtigingen in het verleden niet toereikend zijn gebleken. Er is niet eerder ingezet op een klinische opname binnen een forensisch kader.
De reclassering ziet dat verdachte baat heeft bij de structuur die hem momenteel in detentie wordt aangereikt. Hoewel verdachte bij de reclassering heeft kenbaar gemaakt dat hij gemotiveerd is voor een klinische opname en bereid is om zich aan voorwaarden te gaan houden, vraagt de reclassering zich af of verdachte leerbaar zal zijn en in hoeverre hij in staat zal zijn om langdurig voorwaarden na te leven. De reclassering adviseert daarom met grote terughoudendheid positief over een tbs met voorwaarden. Als voorwaarden stelt zij: geen strafbaar feit plegen, meewerken aan reclasseringstoezicht (Novadic-Kentron), meewerken aan een eventuele time-out in een FPC, niet reizen naar het buitenland, opname in een zorginstelling (zoals [FPK] ), ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een drugs- en alcoholverbod. Voorts beveelt de reclassering aan om de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en om de GVM op te leggen.
Gezien bovenstaande bevindingen van de gedragsdeskundigen acht de rechtbank – net als de officier van justitie en de verdediging – verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar.
De op te leggen maatregel
Op basis van de inhoud van de aangehaalde rapporten, de ernst en de aard van het feit en het strafblad van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat een tbs-maatregel noodzakelijk is. Gelet op de geuite terughoudendheid van de reclassering, heeft de rechtbank in ogenschouw genomen dat verdachte op zitting zeer gemotiveerd was om mee te werken aan een klinische opname en alle begeleiding en voorwaarden te aanvaarden. De rechtbank wil hem die kans bieden. Verdachte zegt veranderd te zijn en zijn leven nu echt anders te willen inrichten. Hij wil niet meer liegen, schelden, strafbare feiten plegen en een dakloze junk zijn die oudere vrouwen berooft. Verdachte lijkt te beseffen dat hij dit zonder hulp niet kan realiseren en dat die hulp niet vrijblijvend is.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de eisen die artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht aan de oplegging van een tbs-maatregel stelt, nu:
- bij verdachte ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond;
- op de bewezenverklaarde straatroof een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die maatregel eist.
Vanwege het gevaar op herhaling in combinatie met het gepleegde agressiedelict en de noodzaak van behandeling en begeleiding, zal de rechtbank op grond van artikel 38, zesde
lid van het Wetboek van Strafrecht bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een GVM op te leggen, gezien de ernst en ingrijpendheid van de maatregel die al wordt opgelegd.
De op te leggen straf
Om de ernst van het feit te benadrukken, acht de rechtbank naast de voormelde maatregel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een domme fout heeft gemaakt en dat komt ook tot uitdrukking in deze strafmodaliteit. De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid beschouwt de rechtbank in dit verband als strafverlagende omstandigheid. De rechtbank weegt de recidive van verdachte in strafverhogende zin mee.
Dit alles afwegend zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die hij op de uitspraakdatum in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, dat wil zeggen: een veroordeling tot een gevangenisstraf van 258 dagen met aftrek van voorarrest.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.614,94, waarvan € 614,94 ter zake van materiële schade en € 1.000,00 ter zake van immateriële schade. De materiële schade betreft het betaalde eigen risico van de zorgverzekering
(€ 303,44), de vergoeding van kleding die door het incident was bebloed (€ 300,00) en kapperskosten die de benadeelde heeft moeten maken vanwege de hoofdwond die zij bij het incident heeft opgelopen (€ 11,50). Tevens worden proceskosten, ter hoogte van € 270,00 en de wettelijke rente gevorderd.
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel op grond van artikel 36f Sr van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij de gevorderde schade wil betalen.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde materiële schadevergoeding acht de rechtbank geheel toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Daarnaast is de vordering voldoende onderbouwd en wordt die door de verdediging niet betwist.
Hetzelfde geldt voor de gevorderde immateriële schade. Gelet op de hoge leeftijd van de benadeelde, het door haar opgelopen letsel en de omstandigheid dat zij naar het ziekenhuis moest worden overgebracht, acht de rechtbank een vergoeding van € 1.000,00 billijk.
Ook zal de gevorderde wettelijke rente over de materiële en immateriële schade worden toegewezen.
De gevorderde proceskosten worden voorts gehonoreerd, nu deze overeenkomen met het in Nederlandse civiele procedures voor kosten van rechtsbijstand gebruikelijke liquidatietarief voor kantonzaken.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, vergezeld of gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk
om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 258 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
* verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
* verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht van Verslavingsreclassering GGZ Novadic-Kentron. Deze medewerking houdt onder andere in:
° verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
° verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen;
° verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering
kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
° verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
° verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
° verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of
behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
° verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de
reclassering;
° verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties
die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
* verdachte kan voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch
Centrum (FPC) of een andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt en verdachte
daarmee instemt. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt,
maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal
zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
* verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zonder toestemming van de reclassering;
* verdachte laat zich opnemen in Forensisch Psychiatrische Kliniek [FPK] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* verdachte verleent aansluitend aan de klinische opname zijn medewerking aan een ambulant forensisch vervolgtraject door een nog nader te bepalen instelling/behandelaar, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig
vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* verdachte verleent aansluitend aan de klinische opname zijn medewerking aan een
hulpverleningstraject dat is gericht op huisvesting. Verdachte verblijft in een nog nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen
door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* verdachte gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* verdachte gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt Verslavingsreclassering GGZ Novadic-Kentron op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van
€ 1.614,94, waarvan € 614,94 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 30 november 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 270,00;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
€ 1.614,94te betalen; vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
30 november 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
26 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van het tijdstip waarop verdachte wordt geplaatst in een FPK voor een klinische behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter, mr. P.E. van Althuis en
mr. L.W.A. Gruijthuijsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 augustus 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 30 november 2024 te Bergen op Zoom
een tas, in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan mevrouw [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- meerdere malen aan voornoemde tas te trekken en/of
- met die [slachtoffer] in een worsteling te geraken en/of
- een slaande beweging in de richting van die [slachtoffer] te maken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )