ECLI:NL:RBZWB:2025:5409
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijkheid van beroepschrift inzake WOZ-waarde
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 augustus 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Gilze en Rijen behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat is ingediend. De dagtekening van de uitspraak op bezwaar was 10 januari 2024, en de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, wat betekent dat de termijn eindigde op 21 februari 2024. Het beroepschrift werd echter pas op 6 maart 2024 ontvangen, waardoor het niet tijdig was ingediend.
De rechtbank legt uit dat de wettelijke bepalingen omtrent beroepstermijnen dwingend zijn. Indien een beroepschrift te laat wordt ingediend, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, tenzij er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. De belanghebbende had aangevoerd dat hij in afwachting was van een reactie van de heffingsambtenaar en dat hij door gezondheidsproblemen niet in staat was om tijdig zijn belangen te behartigen. De rechtbank oordeelt echter dat deze redenen niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De belanghebbende heeft geen bewijs geleverd van zijn gezondheidsklachten en heeft niet gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de inhoudelijke beoordeling van het beroep niet plaatsvindt en de bestreden uitspraak op bezwaar in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.