ECLI:NL:RBZWB:2025:5409

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
BRE 24/2982
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkheid van beroepschrift inzake WOZ-waarde

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 augustus 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Gilze en Rijen behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat is ingediend. De dagtekening van de uitspraak op bezwaar was 10 januari 2024, en de wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, wat betekent dat de termijn eindigde op 21 februari 2024. Het beroepschrift werd echter pas op 6 maart 2024 ontvangen, waardoor het niet tijdig was ingediend.

De rechtbank legt uit dat de wettelijke bepalingen omtrent beroepstermijnen dwingend zijn. Indien een beroepschrift te laat wordt ingediend, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, tenzij er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding. De belanghebbende had aangevoerd dat hij in afwachting was van een reactie van de heffingsambtenaar en dat hij door gezondheidsproblemen niet in staat was om tijdig zijn belangen te behartigen. De rechtbank oordeelt echter dat deze redenen niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De belanghebbende heeft geen bewijs geleverd van zijn gezondheidsklachten en heeft niet gereageerd op verzoeken om aanvullende informatie.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de inhoudelijke beoordeling van het beroep niet plaatsvindt en de bestreden uitspraak op bezwaar in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/2982 WOZ

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Gilze en Rijen, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 10 januari 2024.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Motivering

3. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 10 januari 2024 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden.
3.1.
De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. [1] Deze termijn eindigde op 21 februari 2024. Een beroepschrift is tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen, of als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
3.2.
De rechtbank heeft het beroepschrift op 6 maart 2024 ontvangen. Het beroepschrift is daarom niet-tijdig ingediend.
3.3.
De wetsartikelen over beroepstermijnen zijn dwingend van aard. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het beroep in verzuim is geweest, oftewel als de termijnoverschrijding ‘verschoonbaar’ is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [2]
3.4.
De griffier heeft belanghebbende gevraagd zich uit te laten over de reden voor de termijnoverschrijding. Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij in afwachting was van een reactie van de heffingsambtenaar op zijn brief van 29 maart 2023 waarin hij de heffingsambtenaar heeft gevraagd om een nieuwe afspraak met de taxateur te maken voor een inpandige opname van zijn woning. Belanghebbende heeft daarnaast aangevoerd dat hij vanwege veelvuldige bezoeken aan het ziekenhuis niet altijd in staat is (geweest) om tijdig zijn eigen belangen te behartigen.
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat deze redenen de termijnoverschrijding niet verschoonbaar maken. Dat belanghebbende met gezondheidsklachten kampt is uiteraard vervelend, maar enkel de stelling van belanghebbende zonder verdere onderbouwing dat hij vanwege ziekhuisbezoeken niet tijdig beroep kon instellen is onvoldoende. De rechtbank heeft belanghebbende per brieven van 12 juni 2025 en 18 juli 2025 de gelegenheid gegeven zijn stelling alsnog met stukken, zoals bijvoorbeeld een medische verklaring, te onderbouwen. Belanghebbende heeft niet gereageerd en daarmee niet aannemelijk gemaakt dat hij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat is geweest een beroepschrift in te dienen of een ander in te schakelen om dit namens hem te doen. Hetgeen belanghebbende over het uitblijven van een reactie op zijn brief van 29 maart 2023 naar voren heeft gebracht, maakt de overschrijding van de beroepstermijn ook niet verschoonbaar. Die reden ziet immers op de periode tot aan de uitspraak van bezwaar en is geen verontschuldiging voor de te late indiening van het beroepschrift.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat de bestreden uitspraak op bezwaar in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 14 augustus 2025, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.