ECLI:NL:RBZWB:2025:5410
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in Breda
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 augustus 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 27 oktober 2023 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning in Breda, vastgesteld op € 585.000 per 1 januari 2021, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022. De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2025 behandeld, waarbij zowel de belanghebbende als vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Belanghebbende voerde aan dat de heffingsambtenaar onvoldoende inging op zijn bezwaren, maar de rechtbank oordeelt dat de uitspraak op bezwaar voldoende gemotiveerd was. De rechtbank legt uit dat de waarde van de woning is bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen zijn gebruikt. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de heffingsambtenaar adequaat rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.