ECLI:NL:RBZWB:2025:5411

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
11537682 CV EXPL 25-752
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van gas- en elektriciteitsverbruik met verweer op cessie en verjaring

In deze bodemzaak vordert Hoist Finance betaling van een openstaand bedrag van € 6.308,26 van de gedaagde partij, die een overeenkomst voor gas- en elektriciteitslevering had met Vattenfall. De gedaagde heeft een deel van het verschuldigde bedrag erkend, maar voert verweer op basis van cessie en verjaring. De kantonrechter oordeelt dat de cessie rechtsgeldig is en dat de verjaring niet is ingetreden, omdat de gedaagde niet heeft aangetoond dat zij de aanmaningen en berichten niet heeft ontvangen. De kantonrechter wijst de vordering van Hoist Finance toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 20 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11537682 \ CV EXPL 25-752
Vonnis van 20 augustus 2025
in de zaak van
DE VENNOOTSCHAP NAAR BUITENLANDS RECHT HOIST FINANCE AB,
te Stockholm, Zweden,
eisende partij,
hierna te noemen: HoistFinance,
gemachtigde: NDA Incasso B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 1] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.J.M. Voogt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft met Vattenfall Sale Nederland N.V. (verder: Vattenfall) op 12 mei 2020 een overeenkomst voor het leveren van gas en elektriciteit gesloten voor het perceel [adres 2] te [plaats 2] . Partijen zijn een maandbedrag als voorschot op de af te nemen energie overeengekomen van € 143,00. [gedaagde] heeft als haar e-mailadres opgegeven: [e-mailadres] . Op 25 mei 2021 heeft Vattenfall een eindnota aan [gedaagde] toegezonden waarin, na aftrek van de betaalde voorschotten, een nog te betalen bedrag is opgegeven van € 6.437,40. [gedaagde] had over de periode 12 mei 2020 tot 12 mei 2021 19.411 kWh aan elektriciteit en 5.107 m3 gas verbruikt. [gedaagde] heeft de verschuldigdheid van dit bedrag erkend en zij heeft een bedrag van € 1.532,70 door middel van een overeengekomen betalingsregeling van € 306,54 per maand betaald, dat daarop in mindering strekt zodat een bedrag van € 4.904,70 resteert.
2.2.
aan [gedaagde] zijn de volgende brieven en/of berichten verzonden:
  • op 15 maart 2022 een brief van Vattenfall aan het adres in [plaats 2] met de aanmaning tot betaling van € 5.519,70;
  • op 12 oktober 2022 door HoistFinance aan het door [gedaagde] opgegeven e-mailadres met de mededeling dat zij het nog te betalen bedrag van Vattenfall heeft overgenomen en met het verzoek om een nog openstaand bedrag van € 5.040,41 te betalen;
  • op 31 oktober 2022 door HoistFinance aan het door [gedaagde] opgegeven e-mailadres met een ‘betaalverzoek’ voor € 5.045,51;
  • op 21 november 2022 door HoistFinance aan het door [gedaagde] opgegeven e-mailadres een ‘derde betaalverzoek’ voor een bedrag van € 5.049,26;
  • op 27 december 2022 een brief van de incassogemachtigde van HoistFinance aan het adres in [plaats 2] met het verzoek tot betaling van € 4.904,69 onder aanzegging dat bij niet-betaling binnen 14 dagen na ontvangst van de brief verschuldigde buitengerechtelijke incassokosten van € 615,00;
  • op 23 januari 2023 door de incassogemachtigde van HoistFinance aan het door [gedaagde] opgegeven e-mailadres een verzoek tot betaling van € 5.686,57;
  • op 14 april 2023 door de incassogemachtigde van HoistFinance aan het door [gedaagde] opgegeven e-mailadres een verzoek tot betaling van € 5.730,43;
  • op 26 mei 2023 door de incassogemachtigde van HoistFinance aan het door [gedaagde] opgegeven e-mailadres een verzoek tot betaling van € 5.754,01;
  • op 2 oktober 2023 is in opdracht van de incassogemachtigde van HoistFinance door de deurwaarder aan het adres in Tilburg sommatie exploot uitgebracht voor een bedrag van € 5.837,55;
  • op 22 april 2024 is in opdracht van de incassogemachtigde van HoistFinance door de deurwaarder aan het adres in Tilburg sommatie exploot uitgebracht voor een bedrag van € 6.034,08.
2.3.
[gedaagde] is op 29 april 2022 verhuisd van [plaats 2] naar [plaats 3] en vervolgens op 1 juni 2023 naar Hilvarenbeek en op 8 juni 2023 naar de [adres 1] .

3.Het geschil

3.1.
Hoist Finance vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 6.308,26, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Hoist Finance legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft in de onder r.o. 2.1 weergegeven energie verbruikt, waarvoor zij de opgegeven vergoeding verschuldigd is. Er zijn buitengerechtelijke incassomaatregelen getroffen die niet tot betaling hebben geleid en waarvoor nu een vergoeding verschuldigd is. Tevens is [gedaagde] de sinds de betalingstermijn van de factuur is verstreken wettelijke rente verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Hoist Finance, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Hoist Finance, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Hoist Finance in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde] voert het aan dat de vordering niet rechtsgeldig is gecedeerd door Vattenfall aan HoistFinance en dat de vordering is verjaard. [gedaagde] betwist dat haar mededeling is gedaan van de cessie en wijst er op dat door HoistFinance slechts een gedeelte van de akte van cessie is overgelegd, althans dat gedeelte waaruit blijkt dat de vordering van Vattenfall op [gedaagde] is gecedeerd, ontbreekt. Ten aanzien van de verjaring stelt [gedaagde] dat op grond van artikel 7:28 BW een rechtsvordering tot betaling van een koopprijs verjaart door verloop van twee jaar. Zij is eerst bij dagvaarding op de hoogte gekomen van de gestelde betalingsverplichting. Zij heeft in de periode van 25 mei 2021 (de dag van de eindafrekening) tot de dagvaarding (4 februari 2024) niets van Vattenval, HoistFinance of diens incassogemachtigde vernomen. De verzonden brief van 27 december 2022 heeft zij niet ontvangen omdat zij toen niet meer op het aangegeven adres woonde. De achtergelaten deurwaardersexploten, noch de (gestelde) verzonden e-mailberichten aan het door haar opgegeven e-mailsadres zijn haar niet onder de ogen gekomen.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Rechtsgeldige cessie?
4.1.
Artikel 94 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat rechten zoals hier aan de orde worden geleverd door een daartoe bestemde akte en mededeling daarvan aan - in dit geval - [gedaagde] . Onder lid 3 is opgenomen dat levering ook kan geschieden zonder mededeling. Als productie 8 bij conclusie van repliek is overgelegd de akte van cessie van vorderingen tussen Vattenfall en HoistFinance . Daarbij is als bijlage 3 bij de akte van cessie gevoegd de brief van 12 oktober 2022 van HoistFinance aan [gedaagde] waarin melding wordt gemaakt van de cessie en de daarmee verband houdende vordering. Uitgaande van de stelling van [gedaagde] dat zij dit bericht nimmer heeft ontvangen, geldt de dagvaarding ook als mededeling bedoeld in artikel 94. Daarmee is aan de wettelijke vereisten voor cessie voldaan en moet de conclusie zijn dat HoistFinance in beginsel rechtsgeldig de vordering van Vattenfall bij [gedaagde] kan opeisen.
Is sprake van verjaring?
4.2.
[gedaagde] stelt dat zij geen van de berichten opgesomd onder r.o. 2.2. heeft ontvangen of daarvan heeft kennis genomen. Dat geldt voor de per post gestuurde brief van 15 maart 2022 aan het adres in [plaats 2] , als ook de brief van de incassogemachtigde van HoistFinance van 27 december 2022 aan dat adres. Ook de nadien verstuurde e-mailberichten aan het door [gedaagde] opgegeven adres, waarvan de juistheid door haar niet is betwist, alsmede de deurwaarders exploten, zijn door haar niet ontvangen of daarvan heeft zij geen kennis genomen. Voorstelbaar is dat zij de brief van 22 december 2022 niet heeft ontvangen, omdat zij eerder was verhuisd naar [plaats 3] . Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – is niet aannemelijk geworden dat [gedaagde] geen kennis heeft kunnen nemen van de aan haar verzonden e-mailberichten. Zij heeft niet gesteld, en evenmin is gebleken, dat het gebruikte e-mail adres onjuist of verouderd is. De enkele blote ontkenning van het ontvangen van de berichten is onder deze omstandigheden een onvoldoende betwisting van de stelling dat haar wel berichten hebben bereikt. De kantonrechter gaat er daarom in rechte van uit dat [gedaagde] de berichten wel heeft ontvangen. De opeenvolgende brieven en e-mailberichten zijn binnen een periode van 2 jaar verzonden, zodat daarmee steeds de verjaring is gestuit. De conclusie moet daarom zijn dat geen sprake is van verjaring.
4.3.
De vordering van HoistFinance in hoofdsom, ad € 4.904,69 moet dus worden toegewezen. Dat geldt ook voor de – niet betwiste – verschenen wettelijke rente van € 788,57. Daarmee is het totale bedrag aan hoofdsom en verschenen rente van € 5.693,26 toewijsbaar.
4.4.
Hoist Finance vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. Hoist Finance heeft aan [gedaagde] een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Daarom zal een bedrag van € 615,00 worden toegewezen.
4.5.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Hoist Finance worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
543,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.493,39

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan HoistFinance te betalen een bedrag van € 5.693,26, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 4.904,69, met ingang van 8 januari 2025, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan HoistFinance te betalen een bedrag van € 615,00 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.493,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025.