Op 14 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. E. Türk, en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen een beslissing van 22 juli 2024 met betrekking tot haar WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien het UWV de beslistermijn had overschreden. Eiseres had het UWV op 3 maart 2025 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken was verstreken zonder dat er een nieuw besluit was genomen.
De rechtbank bepaalde dat het UWV binnen twee weken na de uitspraak een nieuw besluit moest nemen, maar gaf het UWV in dit geval vier maanden de tijd om een zorgvuldige heroverweging te maken. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres kreeg gelijk, en het UWV werd veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiseres, die in totaal € 453,50 bedroegen. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.