Op 12 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift is ingediend op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift, ingediend door de klager op 1 april 2025, betreft de opheffing van het beslag op twee in beslag genomen telefoons, een iPhone 7 en een iPhone 8. De klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G.N. Weski, stelde dat het onwaarschijnlijk is dat de telefoons verbeurd zullen worden verklaard, aangezien er geen strafbare feiten met de telefoons zijn gepleegd. Bovendien zou de klager disproportioneel benadeeld worden door het voortduren van het beslag, omdat hij zonder de telefoons geen toegang heeft tot zijn Digid-inloggegevens.
De officier van justitie, mr. K. Weijers, was van mening dat de telefoons verbeurd moesten worden verklaard, omdat er gesprekken en afbeeldingen op de telefoons waren aangetroffen die gerelateerd konden worden aan de handel in drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in de hoofdzaak al een inhoudelijk oordeel over het beslag was gegeven, waardoor de klager geen belang meer had bij een voorlopig oordeel van de rechtbank. Om deze reden heeft de rechtbank de klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag.
De beslissing is genomen door de voorzitter mr. E.G.F. Vliegenberg en de rechters mr. R.J.H. Goossens en mr. M.A.E. Dekker, in aanwezigheid van griffier mr. J. van Eekelen, en is uitgesproken op de openbare zitting op dezelfde datum. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie en de klager.