Op 14 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. L.H.E. Sweers, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op zijn aanvraag van 24 oktober 2024 tot herbeoordeling op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien het UWV de beslistermijn had overschreden. Eiser had het UWV op 28 mei 2025 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. De rechtbank bepaalde dat het UWV alsnog binnen vier maanden na de uitspraak een besluit moest nemen en legde een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moest het UWV het griffierecht van € 53,- en proceskosten van € 453,50 aan eiser vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.