ECLI:NL:RBZWB:2025:5438

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/437343 / JE RK 25-1216
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Pellikaan
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de noodzaak van ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de ontwikkeling en opvoeding

Op 15 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen, die blootgesteld worden aan de spanningen en conflicten tussen hun ouders. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen, maar kunnen niet constructief met elkaar communiceren, wat leidt tot een onveilige situatie voor de kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de nodige zorg en opvoeding te bieden, en dat hulpverlening binnen het vrijwillige kader niet heeft geleid tot verbetering. Daarom is besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming Brabant voor een periode van drie maanden, met de mogelijkheid tot verlenging. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders en de Raad zijn verplicht om te reageren op de voortgang van de hulpverlening en de situatie van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/437343 / JE RK 25-1216
Datum uitspraak: 15 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2021 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres,
advocaat: mr. J.J.R. Albicher te Roosendaal,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres,
advocaat: mr. A. Koop-van Vliet te Breda.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, locatie Etten-Leur,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 2 juli 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • een vertegenwoordiger van de Raad;
  • de moeder en haar advocaat;
- de vader en zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door de vader.
2.2.
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van de GI te stellen voor de duur van een jaar en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad legt aan zijn verzoek ten grondslag dat er grote zorgen bestaan over de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , omdat zij worden blootgesteld aan de spanningen en ruzies tussen de ouders. De kinderen kunnen daardoor niet loyaal zijn aan beide ouders.
Daarbij zijn er zorgen over de hoog oplopende emoties bij de moeder die zij niet altijd weet weg te houden bij de kinderen. Ten aanzien van de vader speelt er de bijkomende zorg in hoeverre hij betrouwbaar en voorspelbaar in het leven van de kinderen aanwezig kan zijn, omdat hij geregeld periodes geheel afwezig is geweest.
Binnen het vrijwillige kader is veel hulpverlening ingezet, maar dit heeft de zorgen niet weg kunnen nemen. De Raad acht een ondertoezichtstelling daarom noodzakelijk om de ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te kunnen afwenden. Daarbij acht de Raad het aangewezen dat voor de ouders opvoedondersteuning wordt ingezet, voor de kinderen speltherapie en dat de moeder hulp zal ontvangen voor traumaverwerking.
4.2.
De moeder geeft aan dat zij het voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zo goed mogelijk probeert te doen en dat zij liever geen ondertoezichtstelling wil. Dit neemt niet weg dat zij ziet dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vanwege de ouderstrijd en de dynamiek tussen de ouders, die er verschillende opvoedstijlen op nahouden, ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Naar de mening van de moeder hebben de ouders in de omgang met elkaar de sturing van een jeugdbeschermer nodig. De moeder acht een ondertoezichtstelling daarom onvermijdelijk en ziet in dat voldaan wordt aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling.
4.3.
De vader geeft aan dat hij het eens is met de verzochte ondertoezichtstelling, zodat een jeugdbeschermer de knopen kan doorhakken waar de ouders samen niet uitkomen. Er is al veel hulp ingezet. Deze is niet altijd afgemaakt, soms door de moeder, soms door de vader.
De ouders communiceren nog steeds op destructieve wijze met elkaar. Het ene weekend gaat het met de kinderen goed, het andere weekend niet. Naar de mening van de vader wordt aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling voldaan, omdat het binnen het vrijwillige kader niet gelukt is om de ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weg te nemen.
4.4.
De GI geeft aan dat er vanwege een maandenlange wachtlijst niet direct een vaste jeugdbeschermer beschikbaar zal zijn. De zaak zal in eerste instantie terechtkomen bij het zogenoemde “instroomteam”. Dit team zal alvast een eerste inventarisatie doen.
De GI acht het in dit verband wel van belang dat eerst een goede inventarisatie wordt gedaan welke hulp en ondersteuning nodig is, omdat er al veel zonder resultaat is geprobeerd. Er zal dus niet zo maar hulpverlening ingezet gaan worden, er moet eerst goed naar gekeken worden, en deze zaak wordt niet heel hoog geprioriteerd, aldus de GI.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling besproken is, blijkt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ernstig in hun ontwikkeling wordt bedreigd. De ouders houden er beiden geheel verschillende opvoedstijlen op na en kunnen niet als ouders samenwerken en op constructieve wijze met elkaar communiceren over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij maken elkaar veel verwijten. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zitten hier tussen en worden door deze situatie fors belast. Daarbij zijn er zorgen over de soms hoog oplopende emoties bij de moeder, die zij soms niet bij de kinderen weg weet te houden en zijn er zorgen of de vader een betrouwbare en voorspelbare factor in het leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kan zijn.
5.3.
Omdat hulpverlening binnen het vrijwillige kader de ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] niet heeft kunnen afwenden en de ouders zelf ook inzien dat zij er samen niet uitkomen, wordt een maatregel binnen een gedwongen kader noodzakelijk geacht. Nu voldaan wordt aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van het verzoek, zal de kinderrechter [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van de GI stellen. Zij verwacht van de ouders dat zij hieraan onverkort zullen meewerken en dat zij ten aanzien van de problematiek ook ieder naar hun eigen aandeel zullen kijken en niet enkel naar wat de ander “fout” zou doen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verdienen dat! Uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid, en daarmee ook de sleutel, om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onbelast te laten opgroeien bij
beideouders.
5.4.
Gebleken is echter dat de GI vanwege de lange wachtlijst niet meteen een vaste jeugdbeschermer kan aanstellen en met de ondertoezichtstelling aan de slag kan. Nu de zorgen erg groot zijn, is de kinderrechter van oordeel dat daarom vinger aan de pols gehouden moet worden. Zij zal daarom het verzoek tot ondertoezichtstelling voor de beperkte duur van drie maanden toewijzen en het resterende deel van het verzoek aanhouden tot de hierna in het dictum vermelde nadere mondelinge behandeling. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij uiterlijk twee weken vóór die mondelinge behandeling schriftelijk verslag zal doen over het verloop van de maatregel en de tot op dat moment ingezette hulpverlening. De Raad en de (advocaten van) ouders kunnen daarop desgewenst uiterlijk één week voor de mondelinge behandeling een schriftelijke reactie geven, waarbij zij tevens kunnen aangegeven of de zaak al dan niet verder schriftelijk kan worden afgedaan.
5.5.
Als hulpverleningsdoelen worden aangemerkt:
- Er is zicht op de algehele ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] groeien op in een veilige omgeving, waarin zij niet worden
belast met de conflicten en spanningen tussen hun ouders;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen op een passende en leeftijdsadequate wijze hun
emoties uiten;
- Ouders leren op een consistente en niet conflicterende manier met elkaar te
communiceren over de kinderen.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Etten-Leur, met ingang van 15 juli 2025 tot 15 oktober 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek van de Raad aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2025 te [uur], bij kinderrechter mr. Bogaert van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW, zulks met inachtneming van hetgeen hiervoor onder 5.4. is overwogen;
6.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor de nadere mondelinge behandeling voor de Raad, de ouders en hun advocaten en de GI;
6.5.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025 door mr. Pellikaan, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 28 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.