ECLI:NL:RBZWB:2025:5440

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/435835 / JE RK 25-956
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Pellikaan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van een complexe scheiding tussen ouders

Op 15 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland heeft verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de Stichting Jeugdbescherming Brabant voor de duur van een jaar. Dit verzoek is gedaan omdat er grote zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige], die wordt blootgesteld aan de strijd tussen haar ouders. De ouders zijn belast met het gezag over [minderjarige], maar kunnen niet constructief met elkaar communiceren, wat leidt tot een ernstige bedreiging van haar ontwikkeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om samen te werken en dat hulpverlening binnen het vrijwillige kader niet heeft geleid tot verbetering. De kinderrechter heeft daarom besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen, met als doel haar ontwikkeling te beschermen en de spanningen tussen de ouders te verminderen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ouders hun verantwoordelijkheid moeten nemen en moeten werken aan de doelen die zijn gesteld voor de ondertoezichtstelling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/435835 / JE RK 25-956
Datum uitspraak: 15 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Breda,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres,
advocaat mr. E.M.A. Leijser te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. E.C.A.E. Verschuren te Gilze.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Tilburg, hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 27 mei 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- de moeder met haar advocaat;
- de vader met zijn advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 28 juli 2023 is het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de moeder bepaald en is bepaald dat [minderjarige] één maal in de twee weken vanaf donderdagmiddag uit de BSO tot dinsdagochtend voor de VSO bij de vader verblijft.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht van de GI te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad legt aan zijn verzoek ten grondslag dat er grote zorgen bestaan over de ontwikkeling van [minderjarige] , omdat zij wordt blootgesteld aan de strijd tussen haar ouders.
De ontwikkeling van [minderjarige] staat daardoor onder druk. Zo is op school zichtbaar dat haar leerprestaties eronder lijden. [minderjarige] ervaart verdriet door de situatie tussen de ouders en lijkt zich in een loyaliteitsconflict te bevinden. Het feit dat het de ouders niet lukt om afspraken te maken over [minderjarige] heeft ook invloed op haar welbevinden. Zo kan [minderjarige] bijvoorbeeld niet op zwemles, omdat haar ouders het daar niet eens over kunnen worden met elkaar. In het vrijwillige kader is het niet gelukt om de situatie voor [minderjarige] te verbeteren. Naar de mening van de Raad dient het huidige patroon, waarin de ouders verwikkeld zijn in een strijd, doorbroken te worden. Door de Raad is geopperd om parallel solo ouderschap in te zetten, maar dat wordt nu nog niet passend geacht, omdat de ouders daarvoor teveel zorgen hebben over elkaars opvoedsituatie en zij daarover blijven vallen en naar elkaar blijven wijzen. Voor parellel solo ouderschap is van belang dat beide ouders een bepaalde mate van vertrouwen hebben in de andere ouder, maar zover is het nog niet. Daarbij doet de Raad een beroep op beide ouders om kritisch naar zichzelf te blijven kijken naar wat zij zelf kunnen doen om de situatie voor [minderjarige] te verbeteren. Een ondertoezichtstelling zal voor de ontstane situatie helpend zijn. Uiteindelijk zijn het de ouders die het voor [minderjarige] zullen moeten doen. Naast een hulpverleningsmodule voor de ouders gericht op brede inzet ten aanzien van complexe scheidingen, acht de Raad de kindbehartiger die inmiddels voor [minderjarige] is ingezet van groot belang, zodat [minderjarige] een onafhankelijk en neutraal persoon heeft om mee te praten.
4.2.
Door en namens de moeder is aangegeven dat er in de afgelopen jaren veel is geprobeerd, maar tevergeefs, en zij zich onmachtig voelt om de situatie voor [minderjarige] nog te kunnen verbeteren en met de vader op één lijn te komen. Veel dat in het rapport wordt beschreven wordt door de moeder onderschreven. Zo zit [minderjarige] al langere tijd klem in de strijd tussen haar ouders. De inzet van de kinderbehartiger acht de moeder voor [minderjarige] in elk geval van positieve waarde. Met het verzoek tot ondertoezichtstelling stemt de moeder in.
4.3.
Door en namens de vader is aangegeven dat beide ouders het voor [minderjarige] niet goed genoeg doen en zij in hun omgang de sturing van een jeugdbeschermer nodig hebben. De vader wil niet vervallen in verwijten naar de moeder toe. Het belangrijkste is voor de vader dat het beter zal gaan met [minderjarige] en zij zich vrij tussen haar ouders kan gaan bewegen. De vader ziet in dat het vrijwillige kader onvoldoende is gebleken om de situatie voor [minderjarige] te kunnen verbeteren. Naar de mening van de vader hebben de ouders daarvoor een “stok achter de deur” zoals een ondertoezichtstelling nodig. Daarbij acht ook de vader de inzet van de kinderbehartiger voor [minderjarige] van meerwaarde. Met het verzoek stemt de vader in.
4.4
De GI heeft aangegeven dat er vanwege een maandenlange wachtlijst niet direct een vaste jeugdbeschermer beschikbaar zal zijn. De zaak zal in eerste instantie terechtkomen bij het zogenoemde “instroomteam”. Dit team zal alvast een eerste inventarisatie doen en de ouders alvast aanmelden bij een hulpverlenende instantie.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling besproken is, blijkt dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De ouders kunnen niet als ouders samenwerken en kunnen niet op constructieve wijze met elkaar communiceren over [minderjarige] . Zij maken elkaar veel verwijten, [minderjarige] zit hier tussen en wordt door deze situatie fors belast, zodanig zelfs dat haar leerprestaties eronder lijden. Schrijnend is bijvoorbeeld ook dat [minderjarige] niet, net zoals haar leeftijdgenootjes, op zwemles kan, omdat haar ouders het daarover niet eens worden met elkaar.
5.3.
Omdat hulpverlening binnen het vrijwillige kader de ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] niet heeft kunnen afwenden en de ouders zelf ook inzien dat zij er samen niet uitkomen, wordt een maatregel binnen een gedwongen kader noodzakelijk geacht. Nu voldaan wordt aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van het verzoek, zal de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht van de Gi stellen voor de duur van een jaar. Van de ouders wordt verwacht dat zij hieraan onverkort hun medewerking zullen verlenen en dat zij ten aanzien van de gerezen problematiek beiden ook naar hun eigen aandeel zullen kijken en niet enkel naar wat de ander “fout” zou doen. [minderjarige] verdient dat! Uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid, en daarmee ook de sleutel, om [minderjarige] onbelast op te laten groeien bij
beideouders.
5.4.
Binnen de ondertoezichtstelling moet gewerkt worden aan de volgende doelen:
- [minderjarige] wordt niet geconfronteerd met spanningen tussen ouders; ouders spreken niet
negatief over elkaar in het bijzijn van [minderjarige] .
- [minderjarige] krijgt emotionele toestemming van haar beide ouders om het fijn te hebben bij
de andere ouder en van de andere ouder te mogen houden.
- [minderjarige] heeft ouders die hun emoties onder controle hebben.
- [minderjarige] ’s belang heeft prioriteit in de afspraken die over haar gemaakt worden.
- [minderjarige] krijgt passende hulp bij haar klachtgedrag.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Tilburg, met ingang van 15 juli 2025 tot 15 juli 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025 door mr. Pellikaan, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 28 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.