Op 14 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het UWV. Eiseres had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op haar aanvraag van 3 december 2024 tot herbeoordeling van haar (ex-)werkneemster op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, omdat het UWV de beslistermijn had overschreden. Eiseres had het UWV op 17 februari 2025 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken was verstreken zonder dat er een besluit was genomen.
De rechtbank bepaalde dat het UWV alsnog binnen vier maanden na de uitspraak een besluit moest nemen. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moest het UWV het griffierecht van € 385,- en een proceskostenvergoeding van € 453,50 aan eiseres betalen. De uitspraak werd gedaan door mr. I.M. Josten, in aanwezigheid van griffier J. Stevens, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.