In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) omdat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag van 3 juni 2024 tot herbeoordeling van haar (ex-)werkneemster op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank oordeelt dat het UWV in gebreke is gesteld op 14 maart 2025 en dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen twee weken na deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen. De rechtbank overweegt dat, gezien de omstandigheden, een termijn van vier maanden voor het UWV redelijk is om alsnog een beslissing te nemen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het UWV het griffierecht van € 385,- aan eiseres moet vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 453,50 moet betalen, aangezien de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten en openbaar gemaakt op 14 augustus 2025.