ECLI:NL:RBZWB:2025:5451

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
02-033186-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol met eendaadse samenloop van verkeersdelicten

Op 15 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 januari 2024 in Colijnsplaat een auto bestuurde terwijl hij onder invloed van alcohol was. De verdachte, geboren in 1984, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Wouters. Tijdens de zitting op 1 augustus 2025 heeft de officier van justitie, mr. E.M.L. Warmoeskerken, de tenlastelegging toegelicht, die onder andere bestond uit het rijden onder invloed en het veroorzaken van een botsing met twee andere voertuigen door roekeloos rijgedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele gedragingen die niet bewezen konden worden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd met een proeftijd van twee jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden. Voor feit 2 is een voorwaardelijke geldboete van € 500,- opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geoordeeld dat een geheel voorwaardelijke straf niet recht zou doen aan de ernst van de feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-033186-24
vonnis van de meervoudige kamer van 15 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
raadsman mr. R. Wouters, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 augustus 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.L. Warmoeskerken, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 8 januari 2024 in Colijnsplaat een auto heeft bestuurd:
feit 1:terwijl hij onder invloed was van alcohol;
feit2: zodanig heeft gereden dat hij de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, waardoor een botsing met twee andere voertuigen is ontstaan;
feit 3:en door zeer gevaarlijk rijgedrag levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen met uitzondering van een aantal gedragingen zoals opgenomen onder feit 3. Zo kan volgens de verdediging niet worden bewezen dat verdachte heeft spookgereden en kan evenmin worden bewezen dat verdachte een voertuig via rechts heeft ingehaald (vierde en vijfde gedachtestreepje feit 3).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank de drie feiten wettig en overtuigend bewezen. Nu er, met uitzondering van de laatste twee gedachtestreepjes onder feit 3, geen vrijspraak is bepleit kan worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, zoals opgenomen in bijlage II van dit vonnis.
Ten aanzien van het vierde en vijfde gedachtestreepje van feit 3 overweegt de rechtbank dat hetgeen door de verdediging is aangevoerd met betrekking tot deze gedragingen zijn weerlegging vindt in de bewijsmiddelen. De rechtbank acht gelet hierop ook deze onderdelen wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
t.a.v. feit 1
op 8 januari 2024 te Colijnsplaat, gemeente Noord-Beveland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,54 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
t.a.v. feit 2
op 8 januari 2024 te Colijnsplaat, gemeente Noord-Beveland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de N255,
- na het gebruik van alcoholhoudende drank heeft gereden en
- heeft gereden met een snelheid die hoger lag dan de wettelijk toegestane maximum snelheid en
- zonder zich er voldoende van te vergewissen dat de weg welke verdachte wilde afleggen vrij was en zou blijven een (dubbel) doorgetrokken streep heeft overschreden om een voor hem, verdachte, rijdend voertuig in te halen en
- daarbij in botsing is gekomen met een voor hem, verdachte, op de weg aanwezige tegenligger (personenauto) en met het door verdachte ingehaalde voertuig (personenauto), door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakten het verkeer op die weg werd gehinderd;
t.a.v. feit 3
op 8 januari 2024 te Colijnsplaat, gemeente Noord-Beveland of elders in Nederland, (voorafgaand aan het tenlastegelegde in feit 2) als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de N256 en de N255, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- na het gebruik van alcoholhoudende drank te rijden en
- meermalen te rijden met een snelheid die hoger lag dan de wettelijk toegestane maximum snelheid en
- meermalen een (dubbel) doorgetrokken streep te overschrijden, en
- meermalen over enige afstand spook te rijden en
- een voertuig rechts in te halen,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van het eerste en derde feit aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, waarvan 3 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden. Voor feit 2 heeft de officier van justitie gevorderd te volstaan met een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 500,- met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en te volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. De verdediging verzoekt om de bijzondere voorwaarde met betrekking tot de dagbesteding niet aan het voorwaardelijk strafdeel te verbinden, nu daar vanuit de huidige behandeling al aandacht voor is. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, averechts werken. Zoals eerder is gebleken heeft verdachte moeite met het uitvoeren van een taakstraf, reden waarom wordt verzocht ook geen taakstraf aan hem op te leggen. Daarnaast wordt verzocht om de duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft als bestuurder van een voertuig roekeloos rijgedrag vertoond, waardoor hij in botsing is gekomen met twee andere voertuigen, dit terwijl hij onder invloed van alcohol aan het verkeer deelnam. Verdachte heeft met zijn rijgedrag de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer ernstig veronachtzaamd. Hoewel het letsel van de twee slachtoffers relatief beperkt is gebleven, is het een gelukkig toeval dat zij als gevolg van het gedrag van verdachte geen ernstig letsel hebben opgelopen. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan. De rechtbank stelt vast dat verdachte zelf wel de nodige lichamelijke gevolgen heeft ondervonden en tot op de dag van vandaag ondervindt.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij, weliswaar in een verder verleden, eerder onverantwoord rijgedrag heeft getoond. In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij recent niet in aanraking is geweest met politie of justitie.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het advies van de reclassering van 10 juli 2025. Hieruit blijkt dat verdachte zich moeilijk laat begeleiden en in zijn houding en gedrag niet zijn eigen aandeel ziet en de verantwoordelijkheid voor problemen en het oplossen daarvan buiten zichzelf legt. De reclassering acht daarom inzet van interventies binnen een gedwongen kader geïndiceerd, temeer omdat sprake is van een gemiddeld risico op herhaling. De reclassering adviseert dan ook om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Deze bijzondere voorwaarden bestaan uit een meldplicht, ambulante behandeling, een drugs- en alcoholverbod en dagbesteding.
De rechtbank houdt er rekening mee dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop.
De rechtbank heeft ten aanzien van de strafoplegging mede in beschouwing genomen de straffen die voor soortgelijke gevallen worden opgelegd. Een geheel voorwaardelijke straf, zoals door de verdediging is bepleit, doet geen recht aan de ernst van de feiten. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen en zal in die zin afwijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de feiten 1 en 3 een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis als de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, passend en geboden is. Gelet op de ernst van de feiten en het roekeloze rijgedrag van verdachte acht de rechtbank naast deze straf een forse stok achter de deur noodzakelijk. De rechtbank legt daarom tevens aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank zal daaraan de bijzondere voorwaarden verbinden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van de voorwaarde die ziet op de dagbesteding. Ter zitting is gebleken dat verdachte in dat kader reeds de nodige hulp en begeleiding krijgt en een dagbesteding in de vorm van een bijzondere voorwaarde geen toegevoegde waarde biedt. Verder zal de rechtbank ten aanzien van feiten 1 en 3 een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 24 maanden opleggen. Ten aanzien van feit 2 zal de rechtbank aan verdachte opleggen een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 500,- met een proeftijd van twee jaren.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 5a, 8, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van:
feit 1: overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994 en
feit 2: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en
feit 3: overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
- verklaart verdachte strafbaar;
Feiten 1 en 3
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig)uren;
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
40 (veertig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden voorwaardelijkmet
een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat:
* verdachte zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Emergis Verslavingsreclassering op het adres Vrijlandstraat 33, 4337 EA Middelburg, telefoonnummer 0113-267290. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* verdachte zich laat diagnosticeren en behandelen door Emergis of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. Hij is thans in behandeling bij Emergis. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot een
ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging;
Feit 2
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot betaling van een
voorwaardelijke geldboeteter hoogte van

500,00(vijfhonderd euro);
- bepaalt dat de voorwaardelijke geldboete niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S..S Fanis, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 augustus 2025.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 8 januari 2024 te Colijnsplaat, gemeente Noord-Beveland, als
bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn bloed bij
een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de
Wegenverkeerswet 1994, 1,54 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram,
alcohol per milliliter bloed bleek te zijn
(art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994)
2
hij op of omstreeks 8 januari 2024 te Colijnsplaat, gemeente Noord-Beveland als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg,
de N255,
- na het gebruik van alcoholhoudende drank heeft gereden, en/of
- heeft gereden met een snelheid die hoger lag dan de wettelijk toegestane
maximum snelheid, althans met een snelheid die hoger lag dan voor een veilig
verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- zonder zich er voldoende van te vergewissen dat de weg welke verdachte wilde
afleggen vrij was en/of zou blijven een (dubbel) doorgetrokken streep heeft
overschreden om een voor hem, verdachte, rijdend voertuig in te halen, en/of
- ( daarbij) in aanrijding/botsing is gekomen met een voor hem, verdachte, op de
weg aanwezige tegenligger (personenauto) en/of met het door verdachte
ingehaalde voertuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
3
hij op of omstreeks 8 januari 2024 te Colijnsplaat, gemeente Noord-Beveland, en/of
elders in Nederland, (voorafgaand aan het tenlastegelegde in feit 2) als bestuurder
van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de N256 en/of de
N255, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate
werden geschonden door
- na het gebruik van alcoholhoudende drank te rijden, en/of
- meermalen, althans eenmaal, te rijden met een snelheid die hoger lag dan de
wettelijk toegestane maximum snelheid, althans met een snelheid die hoger lag dan
voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- meermalen, althans eenmaal, een (dubbel) doorgetrokken streep te overschrijden,
en/of
- meermalen, althans eenmaal, overige enige afstand spook te rijden, en/of
- een voertuig rechts in te halen,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
(art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)