ECLI:NL:RBZWB:2025:5459

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
14 augustus 2025
Zaaknummer
24/4245 tot en met 24/4249
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing van de geheimhoudingskamer inzake verzoek om geheimhouding in belastingzaak

Op 14 augustus 2025 heeft de geheimhoudingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen in een zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had een verzoek ingediend om geheimhouding van bepaalde passages in bijlagen van een verweerschrift, die hij had ingediend op 21 oktober 2024. Dit verzoek betrof zwartgelakte passages die volgens de inspecteur vertrouwelijke informatie bevatten. De rechtbank heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop de belanghebbende op 27 november 2024 heeft aangegeven zich te verzetten tegen de geheimhouding en heeft verzocht om integrale inzage in de stukken.

De geheimhoudingskamer heeft besloten geen zitting te houden, omdat de aard van de procedure dit niet vereiste. In de beoordeling van het verzoek om geheimhouding heeft de rechtbank gekeken naar de belangen van de belanghebbende en de redenen van de inspecteur voor geheimhouding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zwartgelakte passages namen bevatten van individuele medewerkers en vertrouwelijke uitlatingen die niet relevant zijn voor het inhoudelijke geschil. Gezien de privacyoverwegingen en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer heeft de rechtbank geoordeeld dat de redenen voor geheimhouding zwaarder wegen dan het belang van de belanghebbende bij kennisneming van deze passages.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om geheimhouding van de zwartgelakte passages toegewezen. Deze beslissing is genomen door rechter S.A.J. Bastiaansen en is openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 24/4245 tot en met 24/4249

Beslissing van de geheimhoudingskamer van 14 augustus 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. R. Zilver),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Het verzoek

1. De inspecteur heeft met dagtekening 21 oktober 2024 een verweerschrift met bijlagen genummerd van 1 tot en met 61 ingediend. Bij brief van dezelfde datum heeft hij vermeld dat hij voor de bijlagen 21 tot en met 24 (de bijlagen) een beroep op – zoals de inspecteur het omschrijft – beperkte geheimhouding doet en daarom voor die stukken een procedure als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb aanhangig maakt. Het gaat daarbij om zwartgelakte passages van de betreffende bijlagen.
1.2.
In een aparte envelop, door de rechtbank ontvangen op 22 oktober 2024 heeft de inspecteur de ongeschoonde versies van de bijlagen overgelegd.
1.3.
De rechtbank heeft een afschrift van het verweerschrift met de geschoonde versies van de bijlagen en het geheimhoudingsverzoek aan belanghebbende verstrekt en hem in de gelegenheid gesteld om op het verzoek van geheimhouding van de inspecteur te reageren.
1.4.
Belanghebbende heeft op 27 november 2024 gereageerd op dat verzoek en aangegeven dat hij zich verzet tegen de geheimhouding. Hij heeft daarbij verzocht om integrale inzage van de stukken.

Overwegingen

Geen zitting
2. De geheimhoudingskamer heeft besloten een mondelinge behandeling ter zitting achterwege te laten. Reden daarvoor is dat de aard van de geheimhoudingsprocedure meebrengt dat een behandeling ter zitting in dit geval naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet nodig is om het verzoek om geheimhouding van de inspecteur te behandelen.
Kader voor beoordeling artikel 8:29 van de Awb
2.1.
De omstandigheid dat stukken behoren tot op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb brengt niet automatisch mee dat dit stuk (volledig) aan de andere partij ter kennis moet worden gebracht. Het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb biedt aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van stukken te weigeren (geheimhouding) of de rechtbank mede te delen dat uitsluitend de rechtbank kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming). Ook biedt artikel 8:29 van de Awb aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid stukken niet volledig, maar met onleesbaar gemaakte delen, aan de andere partij en de hoofdkamer ter kennis te brengen.
2.2.
Het verschil tussen het honoreren van een verzoek om geheimhouding en het honoreren van een verzoek om beperking van kennisneming is als volgt:
Geheimhouding: (delen van de) stukken mogen door een partij worden onthouden aan de rechter die de hoofdzaak beslist en aan de wederpartij; zowel de rechter die de hoofdzaak beslist als de wederpartij nemen geen kennis van deze (delen van) stukken en deze blijven bij de beslissing van de hoofdzaak geheel buiten beschouwing (geheimhouding).
Beperking kennisneming: de (delen van de) stukken komen wel ter beschikking van de rechter die de hoofdzaak beslist, maar de wederpartij kan geen kennis nemen van deze (delen van) stukken: de kennisneming is beperkt tot de rechter die de hoofdzaak beslist (beperkte kennisneming).
2.3.
De inspecteur heeft zich beroepen op beperkte kennisneming (variant b). In artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb is bepaald dat variant b alleen is toegestaan met toestemming van de belastingplichtige. Belanghebbende heeft die toestemming niet verleend. De geheimhoudingskamer zal daarom uitsluitend beoordelen of geheimhouding gerechtvaardigd is (variant a).
2.4.
Bij het geheimhouden van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid worden betracht. Slechts indien de door de inspecteur voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
Beoordeling van het verzoek
2.5.
De geheimhoudingskamer heeft, met toepassing van artikel 8:29 van de Awb, kennisgenomen van de geheimgehouden stukken en van de stukken van de hoofdzaak. De geheimgehouden stukken zijn vervolgens onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming tegenover de redenen van de inspecteur om (delen van) de stukken geheim te houden.
2.6.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de zwartgelakte passages dat in deze passages sprake is van namen van individuele medewerkers van bedrijven die betrokken zijn geweest bij derdenonderzoeken, dan wel informatie die herleidbaar maakt door wie informatie is gegeven, en die namen op zichzelf geen relevantie voor het inhoudelijke geschil hebben. Verder is sprake van diverse uitlatingen van de betrokken medewerkers die in de vertrouwelijke sfeer zijn gedaan en eveneens niet relevant zijn voor het inhoudelijke geschil. De rechtbank is daarom van oordeel dat de zwartgelakte passages wegens privacyoverwegingen en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer geheim gehouden dienen te worden. De bescherming van informatie over derden weegt naar het oordeel van de rechtbank zwaarder dan het belang dat belanghebbende heeft bij kennisgeving van deze passages.
Conclusie
2.7.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek om geheimhouding is gerechtvaardigd met betrekking tot de zwartgelakte passages in bijlagen 21 tot en met 24.

Beslissing

De geheimhoudingskamer wijst het verzoek om geheimhouding van de zwartgelakte passages toe.
Deze beslissing is genomen door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.J.M. de Fouw, griffier, op 14 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www. rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze beslissing is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.