ECLI:NL:RBZWB:2025:5488

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 augustus 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
AWB 25_3995
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor sloop en bouw in Oosterhout

Op 15 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout, dat op 7 augustus 2025 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de sloop van een oude schuur en de bouw van een garage op een specifiek adres in Oosterhout. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij bezwaren heeft tegen de verleende vergunning.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een zitting achterwege kan blijven. De vergunninghouder heeft aangegeven dat hij al is begonnen met de sloop van de schuur en heeft zorgen geuit over de stabiliteit van de constructie. Ondanks deze zorgen heeft verzoeker verzocht om stillegging van de werkzaamheden.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat hij op korte termijn niet in staat is om een weloverwogen oordeel te geven over het verzoek om voorlopige voorziening. Hij heeft daarom besloten om de werking van het bestreden besluit te schorsen tot uiterlijk twee weken na de zitting op 22 augustus 2025. Dit betekent dat de vergunninghouder tot die tijd geen gebruik mag maken van de verleende omgevingsvergunning en dat de sloopwerkzaamheden niet mogen worden uitgevoerd. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, in aanwezigheid van griffier mr. T.A.A. van Hooijdonk, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/3995

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 augustus 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaats], verzoeker,

(gemachtigde: mr. K.M. Peters),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout, het college.
Aan deze procedure neemt deel: [vergunninghouder], uit [plaats] (vergunninghouder).

Inleiding

Verzoeker heeft bij brief van 14 augustus 2025 beroep ingesteld tegen bestreden besluit van 7 augustus 2025 inzake de verleende omgevingsvergunning van 2 december 2024voor het slopen van een oude schuur en de bouw van een garage op het [adres] in [plaats]. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.1
Vergunninghouder heeft telefonisch toegelicht dat hij is gestart met de sloop van de aanwezige schuur. Hij heeft daarbij zorgen geuit over het feit dat indien de sloop zou worden stilgelegd, de nog aanwezige constructie instabiel is en mogelijk instortingsgevaar kan optreden. Dit is voorgelegd aan verzoeker. Verzoeker heeft de rechtbank desondanks verzocht de (sloop)werkzaamheden stil te leggen.
2.2.
De voorzieningenrechter is op korte termijn niet in staat om een weloverwogen oordeel te geven over het verzoek om voorlopige voorziening. Vergunninghouder is op eigen risico gestart met de sloopwerkzaamheden. Uit de mondelinge toelichting is niet gebleken dat reeds sprake is van een acuut instortingsgevaar. Gelet daarop zal de voorzieningenrechter de werking van het bestreden besluit bij ordemaatregel schorsen tot uiterlijk twee weken na de zitting op 22 augustus 2025 waarop het verzoek zal worden behandeld. Dat betekent dat vergunninghouder tot die tijd geen gebruik mag maken van de verleende omgevingsvergunning en dat de werkzaamheden waar de omgevingsvergunning betrekking op heeft tot die tijd niet mogen worden uitgevoerd. Deze ordemaatregel heeft een voorlopig karakter en de voorzieningenrechter is daar in de verdere procedure niet aan gebonden.

Beslissing

De voorzieningenrechter schorst de werking van de besluiten van 2 december 2024 en 7 augustus 2025.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 15 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.