ECLI:NL:RBZWB:2025:5493

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/434666 KG ZA 25-190
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Mr. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over zorgregeling en spoedeisend belang in een echtscheidingskwestie met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vrouw en een man, die in het verleden gehuwd zijn geweest en gezamenlijk ouderlijk gezag hebben over hun twee minderjarige kinderen. De vrouw vorderde een wijziging van de zorgregeling, omdat zij zich zorgen maakte over de aanwezigheid van de nieuwe partner van de man tijdens de contactmomenten met de kinderen. De vrouw stelde dat de emotionele en sociale veiligheid van de kinderen in gevaar was door het gedrag van de partner van de man, die zij als instabiel beschreef. Tijdens de mondelinge behandeling op 5 juni 2025 werd de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de belangen van de minderjarigen en de privacy van de partijen voorop stonden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de man reeds stappen had ondernomen om de zorgen van de vrouw te adresseren, door de contactmomenten in de woning van zijn stiefvader te laten plaatsvinden, waar de partner van de man niet aanwezig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw niet kon aantonen dat er sprake was van een spoedeisend belang, en verklaarde haar niet-ontvankelijk in haar vorderingen. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van communicatie tussen de ouders over het welzijn van de kinderen, zonder dat derden daarbij betrokken hoeven te worden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/434666 KG ZA 25-190
Vonnis in kort geding van 30 juni 2025
in de zaak van
[de vrouw]
wonende te [woonplaats 1],
eiseres in conventie,
advocaat: mr. drs. L. Verheuvel te Middelburg,
tegen
[de man]
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde in conventie.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland. locatie Middelburg
(hierna: de Raad).
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de mondelinge behandeling op 5 juni 2025.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarigen en/of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen de partijen, de vrouw bijgestaan door haar advocaat. Daarnaast is verschenen een vertegenwoordigster namens de Raad om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren. Aan dhr. [naam 1], de stiefvader van de man, is bijzondere toestemming verleend om de mondelinge behandeling bij te wonen.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. Uit dit huwelijk zijn de navolgende thans nog minderjarige kinderen geboren:
- [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2019;
- [minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2021.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.3.
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.

3.De vorderingen

3.1.
De vrouw vordert in conventie bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
- Het contact tussen de man en de minderjarigen, [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2019 te [geboorteplaats] en [minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2021 te [geboorteplaats] voorlopig op te schorten waarmee de zorgregeling die bij beschikking van 15 december 2023 is vastgesteld voorlopig wordt gewijzigd;
Subsidiair:
- De zorgregeling die bij beschikking van 15 december 2023 voorlopig te wijzigen en een voorlopige zorgregeling te bepalen die de voorzieningenrechter van Uw Rechtbank in goede justitie juist acht, in elk geval onder de voorwaarde dat de zorgregeling van de man met de minderjarigen niet langer in het huis en/of in de aanwezigheid zijn partner, [naam 2], wordt uitgevoerd.

4.De beoordeling in conventie

4.1.
Voordat de voorzieningenrechter toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen dient allereerst beoordeeld te worden of de vrouw een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen.
4.2.
De vrouw stelt ter onderbouwing van het spoedeisende belang bij haar vorderingen dat de minderjarigen sociaal-emotioneel worden belast door de aanwezigheid van mevrouw [naam 2], de partner van de man, bij de contactmomenten. De vrouw ervaart het gedrag van mevrouw [naam 2] als erg instabiel; zij wordt snel boos en is heel achterdochtig. De vrouw vermoedt dat sprake is van borderline. Volgens de vouw bestaat er een reëel risico dat het contact in de toekomst plots verbroken zal worden als nieuwe uitbarstingen van mevrouw [naam 2] niet in de hand gehouden worden of als zij de relatie met de man zou verbreken. De vrouw hoort van anderen verhalen over mevrouw [naam 2]. Hoewel de contactmomenten nu plaatsvinden in het huis van de stiefvader van de man, is mevrouw [naam 2] nog wel bij activiteiten aanwezig. De zorgen zijn aldus niet geheel weggenomen; de vrouw wil dat de minderjarigen voorspelbare contactmomenten kunnen hebben met de man. Het is belangrijk dat er een duidelijke lijn komt.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling geeft de man aan dat hij de minderjarigen zelf ontvangt in de woning van zijn stiefvader. De man vindt niet dat mevrouw [naam 2] gevaarlijk is voor de minderjarigen. Omdat ook de minderjarigen meer tijd met de man alleen wilden doorbrengen is deze oplossing bedacht. De man is alleen in de woning met de minderjarigen. Wel gaan ze soms iets ondernemen als gezin waar dan mevrouw [naam 2], het halfzusje van de minderjarigen en het stiefbroertje van de minderjarigen bij zijn.
4.4.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de man reeds stappen heeft ondernomen op de zorgen die de vrouw heeft geuit. De contactmomenten vinden immers inmiddels plaats in de woning van de stiefvader van de man, waar mevrouw [naam 2] zich dan niet bevindt. Met de enkele stelling dat de emotionele en sociale veiligheid van de minderjarigen in geding is, waarbij de vrouw zich beroept op stellingen van anderen, kan de voorzieningenrechter niet vaststellen dat de zorgen zodanig zijn dat de veiligheid van de minderjarigen daadwerkelijk acuut in geding is. De door de vrouw aangevoerde argumenten hiertoe zijn onvoldoende geconcretiseerd. Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, zodat de vrouw niet ontvankelijk is in haar vorderingen.
4.5.
De voorzieningenrechter merkt nog op dat het belangrijk is dat de vrouw het gesprek met de man blijft aangaan. Partijen moeten als ouders met elkaar in gesprek blijven over het welzijn en de ontwikkeling van de minderjarigen. Hier hoeven andere mensen niet bij betrokken te worden. Nu partijen het onderling eens zijn geworden over de zorgregeling, gaat de voorzieningenrechter er ook vanuit dat ouders ook onderling kunnen bespreken wat de rol van mevrouw [naam 2] in het leven van de minderjarigen zal zijn.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Voorn, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2025 in tegenwoordigheid van mr. Oude Weernink, griffier.