Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
 - de dochter van cliënt;
 
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 3 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1940, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, specifiek dementie. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 24 juni 2025. Tijdens de zitting, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn de cliënt, haar dochter en een arts gehoord. De advocaat van de cliënt heeft aangegeven dat zij graag naar huis wil, terwijl de familie van mening is dat een beslissing noodzakelijk is voor de situatie thuis.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt in een woonzorgcomplex verblijft en dat er sprake is van verbaal verzet en een overbelast netwerk in de thuissituatie. De arts heeft verklaard dat de opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, waaronder lichamelijk letsel en psychische schade. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opname en het verblijf noodzakelijk zijn, ondanks het verzet van de cliënt, die niet in staat is om de gevolgen van haar aandoening te begrijpen.
De rechtbank heeft de gevraagde machtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 3 januari 2026. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. De Beer, in aanwezigheid van de griffier mr. Oude Weernink, en op schrift gesteld op 17 juli 2025. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.