In deze bodemzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juli 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een opdrachtgever en een bouwbedrijf. De opdrachtgever, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. van Gils-Lessy, vorderde onder andere dat het bouwbedrijf, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.G.A.P. Boemaars, het gazon zou egaliseren en een robotgrasmaaier zou leveren die geschikt was voor het maaien van het volledige gazon. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen deskundigen benoemd om de situatie ter plaatse te onderzoeken. De deskundigen concludeerden dat het gazon voldoende geëgaliseerd was en dat het hoogteverschil verwaarloosbaar was. De rechtbank heeft deze bevindingen overgenomen en geoordeeld dat er geen tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst was. De vorderingen van de opdrachtgever met betrekking tot het egaliseren van het gazon zijn afgewezen.
Daarnaast heeft de rechtbank de geschiktheid van de geleverde robotgrasmaaier beoordeeld. De deskundigen hebben vastgesteld dat de robotgrasmaaier voldoende capaciteit had om het gazon te maaien. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opdrachtgever niet voldoende heeft aangetoond dat de robotgrasmaaier gebreken vertoonde. De vordering van de opdrachtgever om de overeenkomst gedeeltelijk te ontbinden is afgewezen. De rechtbank heeft wel geoordeeld dat het bouwbedrijf een aantal bedragen aan de opdrachtgever moest betalen, waaronder kosten voor de druppelslang en kabels, en de kosten van het deskundigenonderzoek. De proceskosten zijn toegewezen aan de bouwbedrijf in reconventie, omdat de opdrachtgever in het ongelijk is gesteld op de meeste punten.