ECLI:NL:RBZWB:2025:5530

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 augustus 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
BRE 23/11053 V
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake huur- en zorgtoeslag

Op 18 augustus 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetszaak van de Dienst Toeslagen tegen een eerdere uitspraak van 11 februari 2025. In deze eerdere uitspraak werd het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het beroepschrift te laat had ingediend. De opposant had bezwaar gemaakt tegen de voorschotbeschikkingen huurtoeslag en zorgtoeslag voor de jaren 2019 en 2020, maar de Dienst Toeslagen verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens te late indiening. De opposant stelde dat hij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken door de vele brieven die hij ontving van de Dienst Toeslagen, wat leidde tot verwarring over zijn situatie.

In de verzetszaak werd enkel de uitspraak van 11 februari 2025 beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat het verzet ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat de beslissing om zonder zitting uitspraak te doen, gerechtvaardigd was omdat er geen redelijke twijfel bestond over de uitkomst van de procedure. De opposant had geen bijzondere omstandigheden kunnen aanvoeren die het te laat indienen van het beroepschrift zouden verontschuldigen. De rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraak in stand bleef en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 18 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11053 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 augustus 2025 op het verzet van

[opposant], uit [plaats] , opposant [1] ,
tegen de uitspraak van de rechtbank van 11 februari 2025 in het geding tussen
opposant
en

Dienst Toeslagen (voorheen Belastingdienst/Toeslagen).

Inleiding: feiten en procesverloop

1. Opposant heeft bezwaar gemaakt tegen de (herziene) voorschotbeschikkingen huurtoeslag 2019 en 2020, de definitieve berekening zorgtoeslag 2019 en de definitieve berekening huurtoeslag en zorgtoeslag 2020 van de Dienst Toeslagen. Omdat opposant het bezwaar te laat heeft ingediend, heeft de Dienst Toeslagen zijn bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
Tegen deze beslissing van de Dienst Toeslagen (de beslissing op bezwaar, het bestreden besluit) heeft opposant beroep ingesteld. Opposant is het niet eens met de vaststelling van verschillende voorschotten en definitieve berekeningen voor zorg- en huurtoeslag in 2019 en 2020 en de daarmee samenhangende terugvordering van te veel ontvangen toeslag. Daarnaast vindt opposant het onterecht dat de Dienst Toeslagen stelt dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zijn bezwaar toe te lichten tijdens een hoorzitting, terwijl hij hier uitdrukkelijk om had gevraagd.
1.2.
Bij uitspraak van 11 februari 2025 heeft de rechtbank het beroep van opposant niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het beroepschrift buiten de beroepstermijn van zes weken, en dus te laat, heeft ingediend.
1.3.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld. In de verzetszaak wordt alleen de uitspraak van de rechtbank van 11 februari 2025 beoordeeld.
1.4.
De rechtbank heeft het verzet op 22 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: opposant en namens de Dienst Toeslagen [naam 1] en [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 11 februari 2025 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep van opposant niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De uitspraak van 11 februari 2025
4. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep van opposant kennelijk niet-ontvankelijk geacht, omdat hij het beroepschrift niet tijdig heeft ingediend. Opposant heeft voor het te laat indienen van het beroepschrift als reden gegeven dat hij meerdere brieven per week van de Dienst Toeslagen ontving en daardoor het overzicht kwijt was. De rechtbank heeft in hetgeen opposant heeft aangevoerd geen bijzondere omstandigheden gezien, die maken dat het niet tijdig indienen van het beroepschrift hem niet of slechts in geringe mate kan worden toegerekend.
Gronden van het verzet
4.1.
Opposant voert in zijn verzetschrift aan dat hij het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank omdat er geen zitting is gehouden. Hij is van mening dat hij tekort wordt gedaan doordat hij zijn zaak niet persoonlijk op een zitting heeft kunnen bepleiten. Ter zitting heeft opposant toegelicht dat, hoewel zijn beroep te laat is, sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is. Opposant ontving meerdere malen per week aanmaningen en brieven van de Dienst Toeslagen, zowel over 2019 en 2020 als over 2022 en 2023. Hierdoor kon opposant zijn situatie niet meer overzien.
Overwegingen
4.2.
De verzetrechter volgt opposant niet in zijn standpunt dat de rechtbank geen uitspraak kon doen zonder zitting. Zoals in rechtsoverweging 2 van deze uitspraak staat, kan de rechtbank uitspraak doen zonder een zitting te houden, als er over de uitkomst van de procedure in redelijkheid geen twijfel mogelijk is. Dat opposant zich niet gehoord voelt en van mening is dat hij tekort wordt gedaan – mede door niet op een zitting te worden gehoord – maakt niet dat de uitspraak van 11 februari 2025 niet in stand kan blijven.
4.3.
De verzetrechter is daarnaast van oordeel dat ook geen sprake is van zeer bijzondere omstandigheden waardoor een niet-ontvankelijkverklaring achterwege diende te blijven. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor het feit dat opposant na het eindigen van het bewind veel aan zijn hoofd had en het overzicht kwijt was, maakt dat niet dat het te laat indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Naar het oordeel van de verzetrechter is het de verantwoordelijkheid van opposant om voor afloop van de beroepstermijn in elk geval een (eventueel voorlopig) beroepschrift in te dienen ter veiligstelling van die termijn.

Conclusie en gevolgen

5. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan in de uitspraak van 11 februari 2025. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft.
5.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op door mr. S.C.S. van Bree, rechter, in aanwezigheid van M. Choyoua, griffier, op 18 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposant wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.