ECLI:NL:RBZWB:2025:5534

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/437021 / JE RK 25-1164
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 24 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2014. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant, die verzoekt om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van zes maanden. De moeder van de minderjarige heeft het eenhoofdig gezag over haar en woont bij haar. De vader, die ook betrokken is bij de procedure, heeft problemen met communicatie en omgang, wat de situatie bemoeilijkt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening stagnatie heeft opgelopen, maar dat er nog steeds aan de voorwaarden voor de ondertoezichtstelling wordt voldaan. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 30 januari 2026 en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is op schrift gesteld op 7 augustus 2025. Tegen deze beslissing is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/437021 / JE RK 25-1164
Datum uitspraak: 24 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie 's-Hertogenbosch, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2014 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. A. Huseinovic te Breda.
De kinderrechter merkt aan als informant:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats],
bijgestaan door mr. E.A.M. Ramakers.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 26 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI.
De vader, zijn advocaat en de moeder in persoon zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] in de gelegenheid gesteld om haar mening schriftelijk of mondeling tijdens een kindgesprek kenbaar te maken. Zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 28 maart 2025 is de moeder belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 28 oktober 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 30 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de verzoekster

4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek is door de vertegenwoordigster van de GI, de jeugdbeschermer, schriftelijk en mondeling, aanvullend, samengevat, aangevoerd dat in de afgelopen periode verder is gewerkt aan de doelstelling van de ondertoezichtstelling, te weten dat [minderjarige] een positief, onbelast en veilig contact met haar beide ouders kan hebben, dat zij steun van beide ouders ervaart in haar groei naar volwassenheid, dat zij op haar ouders kan vertrouwen en deze emotioneel beschikbaar zijn voor haar, dat de ouders haar belangen prioriteit kunnen geven en samen kunnen overleggen in haar belang en dat de ouders hun (on)mogelijkheden kennen in de zorg en opvoeding van [minderjarige] en zij hulp accepteren daar waar die nodig is. De huidige jeugdbeschermer, die sinds kort met de uitvoering van de maatregel is belast, heeft vastgesteld dat de hulpverlening op een aantal onderdelen stagnatie had opgelopen. Daarom is met het oog op de zwaarwegende belangen van [minderjarige] de hulpverlening ook op deze onderdelen opgepakt.
4.2.
De GI concludeert in de eerste plaats dat, ondanks dat de ouders daartoe continu worden gemotiveerd, de communicatie tussen hen nog steeds moeizaam verloopt en dat de onderlinge ouderstrijd aanhoudt. [jeugdprofessional] heeft geadviseerd om de fysieke en cognitieve (on)mogelijkheden van beide ouders in kaart te brengen. [jeugdprofessional] wil de problematiek in twee verschillende hoofstukken plaatsen, namelijk het ex-partnerschap en het ouderschap met daarbij de bijhorende competenties van de individuele ouders. De afgelopen periode is hier intensief op ingestoken door hulpverlening, maar dit heeft minimaal resultaat opgeleverd. De GI heeft niet de verwachting dat hierin nog het nodige behaald zal kunnen worden, aangezien volledige medewerking hierin van de ouders nodig is.
4.3.
De moeder laat duidelijk weten dat zij niet in aanraking wil komen met de familie van de vader. In de afgelopen periode is gebleken dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] niet soepel en niet overeenkomstig de door de kinderrechter gegeven beslissing verloopt. De moeder laat blijken dat de omgang niet zal plaats vinden zo lang de vader er niet mee instemt dat zij samen met [minderjarige] haar familie in het buitenland bezoekt. De GI heeft meerdere malen aangegeven dat de beschikking moet worden nageleefd en dat het familiebezoek in het buitenland daar los van staat. Desondanks blijft dit onderwerp terugkomen en ervoor zorgen dat de omgangsmomenten stagneren en/of moeizaam verlopen. De moeder lijkt informatie vanuit de GI niet te begrijpen.
4.4.
De visuele-, auditieve- en cognitieve handicaps van de vader roepen veel vragen op bij de hulpverlening en de GI. De vader accepteert de omgangsbegeleiding zolang hij [minderjarige] kan zien en dit in haar belang is. Echter wordt ook gezien dat hij letterlijk hulp nodig heeft om naar de auto of de omgangskamer te lopen. Zonder begeleiding loopt de vader wegens onvoldoende zicht tegen deuren en muren aan. Hij blijkt niet bereid om vrijwillig hulpverlening te accepteren en in te zetten rondom zijn persoonlijke problematiek. Ook beschikt hij niet langer over vervoer naar de fysieke omgang tussen hem en [minderjarige], nu het niet meer mogelijk is dat familie hem brengt, wat voorheen wel het geval was.
[jeugdprofessional] heeft met de vader naar mogelijke oplossingen gekeken. De gemeente heeft daarover aangegeven dat de vader mobiel genoeg is om zelf te reizen met inzet van hulpmiddelen of een begeleider, echter wordt dit door de vader geweigerd. Daardoor stagneren de fysieke omgang en vindt er momenteel alleen beeldbelcontact plaats onder begeleiding van [jeugdprofessional], telkens op dinsdag. Aangezien het laatste beeldbelcontact niet is doorgegaan zoekt de GI naar mogelijkheden om ook dit structureler te laten verlopen en daarmee aan [minderjarige] meer houvast te bieden. Ook onderzoekt de GI de mogelijkheden om alsnog fysiek begeleide omgang tussen [minderjarige] en de vader te laten plaatsvinden. [jeugdprofessional] heeft aangegeven dat zij de begeleiding kan blijven geven. De GI heeft daar alle vertrouwen in. Verder zijn er inmiddels afspraken gemaakt over het maandelijks verstrekken van informatie door de moeder aan de vader over [minderjarige]’s ontwikkeling.
4.5.
Het verkrijgen van eenhoofdig gezag door de moeder heeft duidelijkheid en rust opgeleverd in het maken van belangrijke beslissingen rondom [minderjarige]. Wel wordt daarbij aangetekend dat de vader tegen de beslissing met betrekking tot het gezag van 28 maart 2025 in hoger beroep is gegaan. Ook zorgen de culturele achtergrond van de ouders en de ingewikkelde familierelaties ervoor dat onderlinge communicatie tussen de ouders niet tot nauwelijks haalbaar lijkt. De GI acht het van belang dat zij alsnog met elkaar kunnen communiceren in het belang van [minderjarige], zodat zij tussen hen niet klem komt te zitten. De GI benoemt in dat verband meer specifiek dat begin juni 2025 de moeder, in strijd met de aan haar gegeven adviezen, met [minderjarige] naar Irak is afgereisd en dat zij niet tijdig volgens haar planning kon terugkomen en dat door haar vervolgens niet is gehandeld conform de aanwijzingen gegeven door de GI, de betrokken hulpverlening en autoriteiten in Nederland, bedoeld om een terugkeer van haar met [minderjarige] naar Nederland mogelijk te maken. Van belang is dat de moeder bewust wordt gemaakt van de impact van door haar gemaakte keuzes op de veiligheid van [minderjarige].
4.6.
Op grond van de huidige stand van zaken en de meer recente ontwikkelingen, als hiervóór toegelicht is de GI teruggekomen op haar eerdere besluit tot het beëindigen van de ondertoezichtstelling en heeft zij alsnog een verzoek tot verlenging ingediend voor de duur van zes maanden, welk verzoek als zodanig wordt gehandhaafd.

5.Het standpunt van de moeder

Namens de moeder is door haar advocaat naar voren gebracht dat zij als voornaamste reden voor de indiening van het verzoek door de GI ziet dat in de ogen van de GI door de moeder
niet steeds in het belang van [minderjarige] verantwoord is gehandeld, in welk verband zij meer specifiek wijst op het afreizen van de moeder met [minderjarige] naar Irak. Hoewel de advocaat de GI volgt in dit standpunt wenst zij te benadrukken dat de moeder het beste wil voor [minderjarige] en dit ook betekent dat zij in de gelegenheid dient te worden gesteld om met haar familie in Irak kennis te maken. De vakantie met haar familie blijkt [minderjarige] erg goed te hebben gedaan. Verder is geen sprake van een situatie, waarin door de moeder aan haar gegeven aanwijzingen niet zijn opgevolgd. Zij heeft in een situatie, waarin sprake was van onmacht, steeds in het belang van [minderjarige] gehandeld. Zij kan daarom niet achter het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling staan. Dat de hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling op een aantal vlakken onvoldoende is opgepakt is niet aan de moeder te wijten en kan daarom evenmin een reden zijn om de maatregel te verlengen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:255 eerste lid BW een minderjarige onder toezicht stellen van een GI wanneer die minderjarig zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Daarnaast moet:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van deze bedreiging noodzakelijk is
voor de minderjarige of voor zijn ouder(s) die het gezag uitoefenen, niet of
onvoldoende worden geaccepteerd door hen worden geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd zijn dat de ouder(s) die het gezag uitoefenen de
verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige in
staat zijn te dragen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de
minderjarige aanvaardbare termijn.
5.2.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:260 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar, als aan de grond van de ondertoezichtstelling (zoals beschreven in artikel 1:255 eerste lid BW) is voldaan.
5.3.
Naar het oordeel van de kinderrechter wordt nog steeds aan de voorwaarden voor de ondertoezichtstelling voldaan. De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
Hoewel er in de afgelopen periode gedeeltelijk gewerkt is aan de doelen van de ondertoezichtstelling heeft de hulpverlening op een belangrijk aantal vlakken stagnatie opgelopen. Inmiddels is die hulpverlening door de huidige jeugdbeschermer adequaat opgepakt. Alvorens de ondertoezichtstelling kan worden beëindigd en kan worden overgedragen naar het vrijwillig kader dient gewerkt te (blijven) worden aan verbetering, voor zover haalbaar, van de oudercommunicatie en de situatie aangaande het contact tussen [minderjarige] en de vader, nu op dit moment nog wordt gestreefd naar fysieke omgang en het maken van vaste structurele afspraken daaromtrent. Daarnaast wenst de GI nog te werken aan de bewustwording bij de moeder van door haar gemaakte en nog te maken keuzes in het belang van [minderjarige]. Daarvoor dient de GI de ruimte te krijgen.
5.5.
De kinderrechter zal gezien het voorgaande de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de verzochte duur van zes maanden.
5.6.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 30 juli 2025 tot 30 januari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025 door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans als griffier, en op schrift gesteld op 7 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.