ECLI:NL:RBZWB:2025:5537

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/437558 / JE RK 25/1263
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in een complexe gezinscontext met NAH-problematiek

Op 24 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de conflicten tussen zijn ouders, die het niet eens kunnen worden over de zorg- en opvoedtaken. De ouders zijn regelmatig in conflict, wat een negatieve invloed heeft op [minderjarige], die bovendien te maken heeft met niet-aangeboren hersenletsel (NAH). De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd, maar de duur beperkt tot zes maanden, om de GI in staat te stellen de resterende doelen te behalen en de hulpverlening over te dragen naar een vrijwillig kader. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de zaak mondeling behandeld en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer : C/02/437558 / JE RK 25/1263
Datum uitspraak: 24 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam,
gecertificeerde instelling, hierna te noemen: de GI.
over de minderjarige
[minderjarige] ,
geboren op: [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt in deze zaak als belanghebbenden aan:
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
bijgestaan door mr. L.C.W. Wingens te Tilburg,
en
[de vader] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 8 juli 2025, ingekomen bij de griffie op dezelfde dag;
  • de op 23 juli 2025 ontvangen brief van [minderjarige] ;
  • de op 23 juli 2025 van de GI ontvangen brief, met als bijlage een verslag ouderschapsbegeleiding en herstelcontact van de ambulant begeleider [ambulante begeleiding].
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 24 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder en haar advocaat;
  • twee vertegenwoordigsters van de GI.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2.Feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
Bij beschikking van 9 september 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 10 september 2024 tot 25 juli 2025 en is het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de met het gezag belaste vader afgewezen.
2.3.
Bij beschikking van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 mei 2025 is de tussen de ouders gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 september 2024, voor zover ten aanzien van [minderjarige] gewezen met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling, vernietigd en is het verzoek van de vader met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] alsnog afgewezen.
2.4.
Tevens is bij deze beschikking de navolgende zorgregeling tussen de vader en de moeder vastgesteld:
-tussen de vader en [minderjarige] zal een zorgregeling plaatsvinden onder regie van de hulpverlening en/of de GI, die in dat kader onder meer beoordeelt hoe de zorgregeling wordt ingevuld, of de duur van de zorgregeling kan worden uitgebreid, waarbij ook [minderjarige] en de moeder betrokken zullen worden;
-de verdeling van de vakantie- en feestdagenregeling tussen de vader en [minderjarige] zal plaatsvinden onder regie van de hulpverlening en/of de GI, die in dat kader onder meer beoordeelt hoe de vakantie- en feestdagenregeling zal worden ingevuld waarbij ook [minderjarige] en de moeder betrokken zullen worden.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de GI

4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek is door de GI schriftelijk en mondeling aanvullend, samengevat, aangevoerd dat [minderjarige] nu bij de moeder woont en dat er via whats-appcontact is met de vader. [minderjarige] ziet er verzorgd uit, hij vindt dat ook belangrijk. Hij voetbalt graag. Hij traint twee keer in de week en op zaterdag speelt hij een wedstrijd. [minderjarige] gaat naar het [middelbare school] in [woonplaats 1] VMBO-basis. [minderjarige] is na een ruzie bij vader en zijn vriendin weggelopen naar zijn moeder. In deze periode ging het op school ook steeds moeizamer. De betrokken revalidatiearts heeft daarover aangegeven dat [minderjarige] wegens NAH snel overvraagd wordt en hij dan tot niets meer komt. Aankomend schooljaar 2025/2026 zal [minderjarige] starten op school onder regie van de revalidatiearts en de NAH coach. Het blijkt nog erg lastig voor de ouders om tot goede afspraken te komen voor [minderjarige] , dit brengt veel onrust. [minderjarige] lijkt klem te zitten tussen zijn ouders. Het whats-appcontact tussen [minderjarige] en de vader wordt begeleid door de NAH coach.
4.2.
Omdat er nog steeds zorgen zijn over de communicatie tussen de ouders, zij het niet eens worden over de opvoedtaken van [minderjarige] , waardoor er voortdurend conflicten ontstaan en onduidelijk is welke invloed zijn NAH heeft op zijn ontwikkeling en wat de invloed van de ingrijpende levensgebeurtenissen zijn geweest die hij heeft meegemaakt heeft de GI de volgende doelen opgesteld waaraan in het kader van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] gewerkt dient te blijven worden:
[minderjarige] heeft een onbezorgd contact met beide ouders zonder dat hij tussen hen klem komt te zitten;
Er is zicht op de NAH problematiek van [minderjarige] en hij ontwikkelt zich in zijn eigen tempo.
Ten aanzien van doelstelling 1:
Het lukt de vader niet om [minderjarige] emotionele toestemming te geven om bij de moeder te wonen. De ouders hebben met elkaar nog steeds een onderlinge strijd die [minderjarige] ook meekrijgt. De NAH coach ondersteunt bij de opbouw van het contact tussen [minderjarige] en de vader. Beide ouders zullen daarbij worden betrokken en uitleg krijgen over de NAH problematiek van [minderjarige] . [minderjarige] loopt nu nog te vaak op zijn tenen wat door de ouders niet/onvoldoende wordt onderkend.
Ten aanzien van doelstelling 2:
Gezien de schooluitval in het verleden en op dit moment is het van belang dat [minderjarige] goed wordt gevolgd op school. Daarbij is het van belang dat er oog is voor de ontwikkeling van [minderjarige] gezien zijn NHA en de ingrijpende levensgebeurtenissen die hij heeft meegemaakt. Er moet goed zicht komen op de NAH problematiek en duidelijk moet worden hoe [minderjarige] daarin het best kan worden ondersteund door zijn beide ouders. Er wordt nu nog teveel van [minderjarige] gevraagd. De NAH coach en de revalidatiearts zijn nog maar sinds kort weer in beeld. [minderjarige] zal goed gevolgd gaan worden en er zal een samenwerking moeten komen tussen de NAH coach en de ouders. Omdat de ouders nog steeds in een strijd zijn verwikkeld heeft [minderjarige] iemand nodig die voor zijn belangen opkomt.
4.3.
De GI concludeert als volgt:
De moeder werkt goed samen met de hulpverlening. Er is op dit moment geen goed contact/samenwerking tussen de vader en de GI. Gezien de gegeven omstandigheden is het in het belang van [minderjarige] dat zijn verblijf bij de moeder geborgd blijft, aangezien de ouders het daarover niet met elkaar eens zijn. [minderjarige] zit klem tussen zijn ouders. Hij uit zich nauwelijks en lijkt het lastig te vinden om te zeggen wat hij denkt, voelt of vindt. Hij heeft de afgelopen tijd laten zien dat hij verschillende dingen zegt tegen verschillende mensen. [minderjarige] lijkt gewenst antwoord te geven in plaats van te onderzoeken wat hij nu echt zelf zou willen. Hij heeft nog maar net passende hulpverlening voor wat hij heeft meegemaakt, rekening houdend met zijn NAH. Ook is er nog geen zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader. Daaraan wordt gewerkt. Het traject stagneert omdat de vader laat blijken dat hij wil dat dit via zijn plan verloopt. Op grond van alle hiervóór geschetste omstandigheden handhaaft de GI haar verzoek. Voor [zusje] geldt dat haar situatie onder controle is. Daarom is er bij haar gekozen voor beëindiging van de ondertoezichtstelling.

5.Het standpunt van [minderjarige]

5.1.
heeft aan de kinderrechter een brief gestuurd die hij heeft geschreven samen met zijn vriendin [naam]. Daarin geeft hij aan dat hij het niet eens is met het verzoek. Hij heeft al zeker een half jaar geen contact meer gehad met de jeugdzorgwerker. Het laatste gesprek dateert van november 2024. Hij heeft een jongerencoach die hem helpt zijn grenzen aan te geven bij zijn vader en dit verloopt steeds beter. Verder heeft zijn moeder een NAH coach geregeld, die hem uitleg gaat geven over NAH en hem gaat ondersteunen met school.
5.2.
Momenteel heeft hij met zijn vader alleen af en toe whats-appcontact. Afgelopen weekend kwam hij zijn vader tegen bij MacDonald’s. Zijn vader vroeg hem toen of zij samen iets konden ondernemen. Daarop heeft hij geantwoord dat dit wel kan, maar dan samen en niet met zijn nieuwe partner en haar dochters erbij. Ook wil hij niet dat zijn partner en haar dochters naar zijn voetbalwedstrijden komen kijken. Verder geeft [minderjarige] aan dat hij wil dat zijn vader stopt met vervelende appjes te sturen, wanneer hij een antwoord krijgt wat hij niet oké vindt. Daardoor voelt hij zich erg gekwetst. De ondertoezichtstelling bezorgt hem veel stress. Ook wil hij niet steeds in angst leven om uit huis te worden geplaatst. Bij zijn moeder heeft hij de rust en de vrijheid om zichzelf te zijn. Ook staat zij er achter dat hij dingen met zijn vader onderneemt. [minderjarige] geeft ten slotte aan dat hij volgend schooljaar start op het [middelbare school] met een aangepast rooster met behulp van de NAH coach.

6.Het standpunt van de moeder

6.1.
Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat zij de meerwaarde van een ondertoezichtstelling niet inziet. Zij stelt vast dat [minderjarige] intussen een enorm positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij oogt en gedraagt zich als een ‘relaxte en chille’ puber met alle kenmerken van dien. Verder kan hij terugvallen op begeleiding/ondersteuning van zijn NAH coach, in wie de moeder veel vertrouwen heeft, welke coach tevens in contact staat met de school. Wat het contact tussen [minderjarige] en de vader betreft geldt dat [minderjarige] zich daarvoor open stelt, maar de vader daarvoor de deur momenteel dicht houdt. Op [ambulante begeleiding] rust de taak om die situatie te monitoren en dit op te pakken, zodra er weer ruimte voor contactherstel wordt gezien. De moeder kan daar volledig achter staan. Ook uit het plan van aanpak in het dossier en de in duur beperkte tijdlijn blijkt niet waarvoor hulpverlening en regievoering in een verplicht kader nog langer noodzakelijk is. Ten slotte wordt erop gewezen dat voor het [zusje] er geen verzoek tot verlenging van de maatregel is ingediend. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen.

7.De beoordeling

7.1.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:255 eerste lid BW een minderjarige onder toezicht stellen van een GI wanneer die minderjarig zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Daarnaast moet:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van deze bedreiging noodzakelijk is voor
de minderjarige of voor zijn ouder(s) die het gezag uitoefenen, niet of onvoldoende
worden geaccepteerd door hen worden geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd zijn dat de ouder(s) die het gezag uitoefenen de
verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige in staat
zijn te dragen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbare termijn.
7.2.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:260 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar, als aan de grond van de ondertoezichtstelling (zoals beschreven in artikel 1:255 eerste lid BW) is voldaan.
7.3.
Uit de overgelegde stukken en wat tijdens de zitting is besproken blijkt naar het oordeel van de kinderrechter dat [minderjarige] in zijn ontwikkeling nog steeds wordt bedreigd. Hiertoe wordt overwogen dat de ouders het met elkaar niet eens worden over de zorg- en opvoedtaken, waaronder het wonen van [minderjarige] bij de moeder. De ouders zijn daardoor regelmatig met elkaar in conflict. Aannemelijk is dat die situatie op [minderjarige] zijn weerslag heeft, nu er bij hem sprake is van NAH, waarvoor hij een ondersteunende coach heeft en hij bovendien veel ingrijpende levensgebeurtenissen heeft meegemaakt. De coaching en ondersteuning zijn nog maar recent gestart. Van belang is dat het verloop en de resultaten daarvan door de GI voor een periode kunnen worden gevolgd. Daarnaast geldt dat er nog geen structureel fysiek contact is tussen [minderjarige] en de vader. Daarom wenst de GI de komende periode ook daarin te blijven investeren om te bezien of en in hoeverre er daarvoor mogelijkheden zijn.
7.4.
Gezien het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen. Wel ziet de kinderrechter aanleiding om de maatregel in duur te beperken tot een periode van zes maanden, onder afwijzing van het resterende deel van het verzoek. Een periode van zes maanden wordt naar het oordeel van de kinderrechter toereikend geacht om de GI in staat te stellen de resterende doelen te behalen, te werken naar een afronding van de maatregel en te zorgen voor een overdracht van de hulpverlening naar een vrijwillig kader.
7.5.
De kinderrechter zal de toewijzende beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

1.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 25 juli 2025 tot 25 januari 2026;
8.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
8.3.
wijst af het meer dan wel anders verzochte
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025 door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans, als griffier en schriftelijk uitgewerkt op 11 augustus 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch