ECLI:NL:RBZWB:2025:5557

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/438130 / KG ZA 25-390
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot contact- en gebiedsverbod in kort geding tussen ex-partners met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met als doel een contact- en gebiedsverbod te verkrijgen. De vrouw en man hebben een affectieve relatie gehad en hebben samen twee minderjarige kinderen. De vrouw vordert dat de man zich niet meer in de nabijheid van haar woning mag begeven en geen contact met haar of de kinderen mag opnemen, vanwege herhaaldelijk huiselijk geweld en intimidatie door de man. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 4 augustus 2025, waarbij de mondelinge behandeling achter gesloten deuren plaatsvond, gezien de belangen van de kinderen en de persoonlijke levenssfeer van partijen. De vrouw heeft onderbouwd dat de man haar regelmatig lastigvalt, wat leidt tot gevoelens van onveiligheid en stress. De man ontkent de beschuldigingen en stelt dat hij recht heeft op toegang tot de garagebox van zijn broer, die zich achter de woning van de vrouw bevindt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er voldoende aanleiding is voor een gebiedsverbod, gezien de onrechtmatige gedragingen van de man en de impact daarvan op de vrouw en de kinderen. Het contactverbod is echter afgewezen, omdat de communicatie tussen de partijen noodzakelijk is voor de begeleiding van de kinderen. De voorzieningenrechter heeft het gebiedsverbod toegewezen, met een dwangsom voor overtreding, en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
zaaknummer : C/02/438130 / KG ZA 25-390
Vonnis in kort geding van 18 augustus 2025
in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [plaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. R.E. Teusink te Roosendaal,
tegen
[de man] ,
wonende te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. M.T.E. Kranenburg te Roosendaal.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de brieven met bijlagen van mr. Teusink van 29 juli 2025 en 1 augustus 2025;
- de brief met bijlagen van mr. Kranenburg van 31 juli 2025;
- de pleitnota van mr. Teusink van 4 augustus 2025;
- de pleitnota van mr. Kranenburg van 4 augustus 2025.
1.2.
Op 4 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren, omdat het belang van de kinderen en de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie zijn geboren de thans nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren in [plaats] op [geboortedag 1] 2021;
- [minderjarige 2] , geboren in [plaats] op [geboortedag 2] 2023.
2.2.
De man heeft de kinderen erkend.
2.3.
Partijen hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige 2] . De vrouw heeft alleen het gezag over [minderjarige 1] .
2.3.
De kinderen verblijven bij de vrouw.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 15 juli 2025 zijn partijen in de bodemprocedure met zaaknummer C/02/430841 FA RK 25-239, onder meer, doorverwezen voor hulpverlening naar het traject van het Uniform Hulpaanbod (UHA). De rechtbank heeft daarbij overwogen dat het wenselijk is dat de doorverwijzing aansluit bij de nog op te starten begeleiding door [hulpverlening 1] .

3.De vorderingen

3.1.
De vrouw vordert bij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagde te verbieden zich te begeven in de [straat] te [plaats] vanaf de bocht bij [huisnummer 1] tot, langs de woning van de vrouw, de T-splitsing bij [huisnummer 2] en niet in de doodlopende weg [straat] achter de woning van de vrouw, een en ander zoals gearceerd ingetekend in de als productie 17 bij dagvaarding overgelegde plattegrond, zulks voor de duur van een jaar, althans voor de duur die de voorzieningenrechter zal vermenen te behoren, althans een zodanig verbod onder zodanige voorwaarden als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, een en ander op straffe van een niet voor matiging vatbare dwangsom van € 250,00 per keer dat gedaagde in strijd met het ten deze te wijzen vonnis handelt;
II. gedaagde te verbieden om op enige wijze in contact te treden met eiseres alsmede de minderjarige kinderen, niet telefonisch, schriftelijk, mondeling, per sms, e-mail, WhatsApp of op welke wijze dan ook, voor de duur van een jaar, met uitzondering van het van de vrouw ontvangen van maandelijkse informatie per e-mail over de kinderen en met uitzondering van het contact dat de man met de vrouw moet hebben in het kader van de therapie bij [hulpverlening 1] en dan op de wijze zoals aan te geven door [hulpverlening 1] , althans voor de duur en onder zodanige voorwaarden als de voorzieningenrechter zal vermenen te behoren, een en ander op straffe van een niet voor matiging vatbare dwangsom van € 250,00 per keer dat gedaagde in strijd met het ten deze te wijzen vonnis handelt;
III. eiseres te machtigen om voor de tenuitvoerlegging van het ten deze te wijzen vonnis zonodig de hulp in te roepen van de sterke arm van politie en justitie;
IV gedaagde te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
De man voert verweer tegen de vorderingen van de vrouw en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar vorderingen dan wel tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.3.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de vrouw is ter onderbouwing van haar vorderingen, samengevat, het volgende aangevoerd. Tijdens de relatie tussen partijen is er regelmatig sprake geweest van huiselijk geweld van de zijde van de man. Op 14 maart 2022 is er een escalatie geweest, waarna de vrouw een melding heeft gedaan bij Veilig Thuis. De vrouw is toen door de man gepakt en gewurgd terwijl zij haar dochtertje [minderjarige 2] vast had. Begin 2024 heeft de vrouw de relatie beëindigd. De man blijft de vrouw steeds lastig vallen, onder meer door aan haar dreigende en intimiderende berichten te sturen en bij haar deur te staan. Ook rijdt hij met zijn auto regelmatig door de straat van de vrouw. De rechtbank heeft partijen in de bodemzaak bij beschikking van 15 juli 2025 verwezen naar het UHA. Er is al contact met [hulpverlening 1] . Dit traject start na de zomervakantie 2025, in augustus/september, en is gericht op begeleiding bij de omgang. Ondanks het feit dat er in de bodemzaak al een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden en er een traject zal starten, blijft de man doorgaan met zijn negatieve gedrag. Op 10 juli 2025 stond hij in de late avonduren achter bij de garage van de vrouw. Toen was er sprake van geluidsoverlast van motorfietsen. De vrouw is toen gaan kijken en kwam de man en zijn vriendin tegen die daar met motorfietsen bezig waren. De man en zijn vriendin zijn de vrouw, bij het zien van haar, gaan filmen, ondanks dat de vrouw dit niet wilde. Vervolgens is de vrouw door de man hardhandig beetgepakt en in de garage gegooid, waardoor zij letsel heeft opgelopen. Dit letsel is op de overgelegde foto’s duidelijk te zien. Op 20 juli 2025 heeft de man zijn auto geparkeerd bij haar woning. Als direct gevolg van het voortdurend lastigvallen door de man gaat het niet goed met de vrouw. Ook dit gedrag van de man komt intimiderend over. Zij is inmiddels in behandeling bij [hulpverlening 2] waar zij traumatherapie krijgt. Het is voor de behandeling van de vrouw en voor haar rust van groot belang dat de man geen contact meer zoekt met haar en dat hij niet meer in de straat bij haar woning komt. Hij heeft geen belang om in de buurt van de woning van de vrouw te komen, ook niet om in de garage te komen die hij zegt te gebruiken. Niet de man maar zijn broer is de huurder van deze garage. Als de man al enig belang heeft om bij de garage te komen dan heeft dat enkel met zijn motor te maken. Dat belang moet wijken voor het veel grotere belang van de vrouw en de kinderen. Van de man mag in dit geval worden verwacht dat hij zijn motor elders gaat stallen. Nu de man onrechtmatig heeft gehandeld jegens de vrouw en zij daarvan veel hinder ondervindt heeft zij, teneinde de veiligheid, welzijn en rust te waarborgen, recht en belang bij de vorderingen. Zonder een straat- en contactverbod blijft de man achter en bij de woning van de vrouw komen. De vrouw is op dit moment heel bang voor de man. Zij heeft een spoedeisend belang bij toewijzing van de vorderingen. Een ordemaatregel is van groot belang voor het bereiken van rust en kan bijdragen aan het scheppen van voorwaarden voor een beter verloop van het traject bij [hulpverlening 1] .
4.2.
De man voert als verweer het volgende aan. Hij erkent dat partijen met elkaar een turbulente relatie hebben gehad met de nodige ups en downs. Hij ontkent dat hij de vrouw ooit heeft geslagen, noch heeft hij haar bij de keel of in een wurggreep gepakt. De vrouw blijft activiteiten en berichtgevingen vanuit de man volledig uit de context te trekken en laat daarbij na om haar eigen aandeel te belichten. Een aantal van de verwijten en aantijgingen van de vrouw zijn door haar ook in de bodemprocedure aangevoerd. De advocaat verwijst naar wat zij daarover in deze procedure in het verweerschrift heeft aangevoerd en verzoekt dit als herhaald en ingelast te beschouwen. De door de vrouw geschetste gang van zaken op 10 juli 2025 behoeft de nodige nuancering. De man heeft een aantal beeldopnamen overgelegd die de visie van de man ondersteunen. De man was op die dag bij de garage van zijn broer om zijn motor op te halen. Op de beelden is te zien dat de vrouw rustig, zonder angst, bellend rondloopt en op enig moment de man vasthoudt aan zijn mouw. Zij belette de man om weg te gaan. Uiteindelijk heeft de man de vrouw een zetje gegeven waar zij, in de beleving van de man, een mooie balletsprong van heeft gemaakt. Toen partijen uit elkaar zijn gegaan heeft de man zijn gereedschap en zijn motor gestald in de garagebox van zijn broer. De man huurt deze garagebox ten behoeve van de stalling van zijn motor en die van zijn huidige partner. Ook bewaart de man daar zijn gereedschap. De garagebox staat achter de garage van de vrouw. De vrouw heeft er zelf voor gekozen om op 10 juli 2025 de confrontatie aan te gaan. De man betwist het letsel van de vrouw en de gestelde omvang. Tussen het voorval van 10 juli 2025 en de dokterscontrole op 14 juli 2025 kan er zeer wel iets anders zijn voorgevallen, wat het letsel op de foto’s zou kunnen verklaren. De vrouw werkt tenslotte als verpleegkundige in de psychiatrie. De man heeft er recht op en belang bij dat hij gebruik kan blijven maken van de garagebox van zijn broer. De man betwist dat de vrouw enig rechtens te honoreren belang heeft bij haar vorderingen, anders dan hem zwart te maken in een poging hem nog langer contact met de kinderen te onthouden. De financiën van de man hebben zwaar te lijden onder de procedures. Nu deze procedure grondslag ontbeert, verzoekt de man om de vrouw bij afwijzing van haar vorderingen in de proceskosten te veroordelen.

5.De beoordeling

5.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vereiste spoedeisendheid in deze zaak voortvloeit uit de bijzondere aard van de vorderingen, te weten een contact- en gebiedsverbod.
5.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een contact- en gebiedsverbod als een ingrijpend middel moet worden beschouwd dat met terughoudendheid moet worden toegepast. Een dergelijk verbod vormt immers een inbreuk op het aan eenieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen en op de persoonlijke vrijheid van een individu. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen. Van belang is daarom of het door de vrouw gestelde voldoende aannemelijk is geworden en aangemerkt moet worden als onrechtmatig handelen van de man jegens haar en de kinderen. Juist omdat een contact- en gebiedsverbod zo ingrijpend is, moeten in beginsel de feiten die daartoe kunnen leiden met een behoorlijk mate van zekerheid vaststaan en voldoende ernstig van aard zijn.
Gebiedsverbod
5.3.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is uit de overgelegde stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is aangevoerd aannemelijk geworden dat tussen partijen na het verbreken van de relatie sprake is van een situatie die zorgt voor gevoelens van onveiligheid, angst en stress/spanning bij de vrouw. De man staat bij de vrouw voor de deur, rijdt met zijn auto door de straat van de vrouw en parkeert zijn auto in de straat van de vrouw, dicht bij de woning van de vrouw. Daarnaast komt hij (regelmatig) in de garagebox van zijn broer, die zich achter de woning van de vrouw bevindt, waarbij soms in de late avond geluidsoverlast wordt veroorzaakt. Deze gedragingen van de man zijn voor de vrouw aantoonbaar emotioneel belastend, mede gelet op wat zich tijdens de relatie tussen partijen heeft afgespeeld. Dit alles gaat ten koste van het emotioneel welzijn van de vrouw. Daarnaast is een en ander voor de vrouw intimiderend. Een en ander gaat ten koste van haar gevoel van veiligheid in haar directe woonomgeving. Het is in het belang van de kinderen dat de vrouw, die alleen de zorg voor hen heeft, overeind blijft. Het gedrag van de man jegens de vrouw is daarmee onrechtmatig. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het handelen dermate ernstig is dat het een gebiedsverbod rechtvaardigt. Het feit dat de man de garagebox van zijn broer gebruikt voor stalling van zijn motor en gereedschap doet daar niet aan af. Zijn belang in deze weegt niet op tegen het belang van de vrouw en de kinderen om rust te ervaren in hun eigen woonomgeving. Aan de in 5.2. genoemde vereisten wordt dan ook voldaan. Om de man in de gelegenheid te stellen alternatieve stallingsruimte voor zijn motor en gereedschap te zoeken, zal de voorzieningenrechter het gebiedsverbod in laten gaan na verloop van twee weken na betekening aan hem van dit vonnis. Deze vordering zal dan ook worden toegewezen als hierna in het dictum zal worden vermeld, een en ander met inachtneming van het gearceerde gedeelte van de als productie 17 bij dagvaarding overgelegde plattegrond, waarvan een afschrift als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Dwangsom
5.4.
Om de man te bewegen om daadwerkelijk te stoppen met het zorgelijke gedrag dat hij bij voortduring laat zien zal de voorzieningenrechter een dwangsom opleggen, zoals is gevorderd door de vrouw. Wel wordt hierbij aanleiding gezien om de gevorderde dwangsom als na te melden te matigen en daaraan een maximum te verbinden.
Sterke arm
5.5.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om een machtiging te verlenen om het vonnis zo nodig ten uitvoer te leggen met de sterke arm van politie en justitie. Deze vordering van de vrouw zal worden afgewezen.
Contactverbod
5.6.
De voorzieningenrechter zal het door de vrouw gevorderde contactverbod afwijzen. Hij overweegt hiertoe dat de inhoud van de door de man gestuurde e-mailberichten en whatsapp-berichten niet zodanig is dat dit een contactverbod rechtvaardigt. Daarnaast zijn contacten tussen de man en de vrouw nodig omdat zij in het kader van het UHA een traject te gaan volgen bij [hulpverlening 1] . Zij moeten dit traject aan kunnen gaan zonder dat een contactverbod dit belemmert of op een andere wijze tussen hen in staat. Gelet hierop wordt een contactverbod niet in het belang van de vrouw en de kinderen geacht.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
5.7.
De voorzieningenrechter zal de toewijzende beslissingen, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd door de vrouw. Dat betekent dat deze beslissingen per direct gelden en dat een eventueel hoger beroep deze beslissingen niet schorst.
Proceskosten
5.8.
Nu partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad en het geschil betrekking heeft op hun beider kinderen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
6.1.
verbiedt de man om zich te begeven in de [straat] te [plaats] vanaf de bocht bij [huisnummer 1] tot, langs de woning van de vrouw, de T-splitsing bij [huisnummer 2] en in het doodlopende deel van de [straat] achter de woning van de vrouw, een en ander zoals gearceerd ingetekend in de als productie 17 bij dagvaarding overgelegde plattegrond, als bijlage in dit vonnis gehecht;
6.2.
bepaalt dat voormeld verbod van kracht zal zijn voor de duur van een jaar, te rekenen vanaf de vijftiende dag na de datum van betekening van dit vonnis aan de man;
6.3.
bepaalt dat de man een dwangsom van € 100,= per dag verbeurt voor iedere keer dat hij na betekening van dit vonnis het onder 6.1 opgelegde gebiedsverbod overtreedt, tot een maximum van € 10.000,= is bereikt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.6.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Toekoen, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2025 in tegenwoordigheid van Van Beijsterveldt, griffier.