ECLI:NL:RBZWB:2025:5562

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
C/02/428392 / FA RK 24-5154
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijf en zorgregeling voor minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2025 een beschikking gegeven in een informele rechtsingang betreffende de wijziging van het hoofdverblijf van een minderjarige, geboren in 2010. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij de vader zal zijn, na een succesvolle proefperiode. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige twee weekenden per maand bij de moeder verblijft. De rechtbank heeft de ouders aangespoord om samen te werken aan de invulling van de zorgregeling, zodat de minderjarige voldoende contact met beide ouders heeft. De rechtbank heeft de belmomenten tussen de minderjarige en de moeder vastgelegd op dinsdag en donderdag. De rechtbank heeft ook een regeling voor de vakanties en feestdagen vastgesteld, waarbij de minderjarige in de zomervakantie drie weken bij de moeder en drie weken bij de vader verblijft. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/428392 / FA RK 24-5154
Datum uitspraak: 19 augustus 2025
Nadere beschikking betreffende een informele rechtsingang
in de zaak van
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. E. Sijnesael te Middelburg,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .
MR. [de bijzondere curator],advocaat te [plaats 1] , in haar hoedanigheid van bijzondere curator over voornoemde minderjarige [minderjarige] , hierna te noemen: de bijzondere curator.
de gecertificeerde instelling
JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Etten-Leur.
De Raad voor de Kinderbescherming Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna te noemen de Raad, is op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) betrokken in de procedure.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1 In het dossier zitten de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 11 februari 2025 en alle daarin genoemde stukken;
- het bericht van de Raad van 11 juli 2025 met bijlagen;
- het bericht van de GI van 14 juli 2025.
1.2 De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2025. Het verzoek van [minderjarige] is gelijktijdig behandeld met het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] (C/02/426834 / JE RK 24-1694). Hierop is per separate beschikking beslist. Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
  • de bijzondere curator;
  • een vertegenwoordiger van de GI;
  • een vertegenwoordigster van de Raad.
1.3 De kinderrechter heeft ook [minderjarige] opnieuw gesproken op 8 augustus 2025.

2.De verdere beoordeling

2.1
De rechtbank verwijst naar haar beschikking van 11 februari 2025. Hierin heeft de rechtbank het hoofdverblijf van [minderjarige] gewijzigd en bepaald dat deze voorlopig bij de vader is, met ingang van twee dagen voorafgaand aan de dag waarop [minderjarige] in kan stromen op zijn nieuwe door beide ouders gezamenlijk geregelde school. Ook is de zorgregeling voorlopig gewijzigd (vanaf wijziging hoofdverblijf) en is bepaald dat [minderjarige] één weekend per twee weken bij de moeder verblijft van vrijdag 20.00 uur tot zondag 20.00 uur en de helft van alle vakanties en feestdagen. Ook bellen [minderjarige] en de moeder elke dinsdag en donderdag met elkaar. Hiernaast heeft de rechtbank de Raad verzocht een update van het eerdere raadsrapport te maken en te rapporteren over de vraag wat de meest passende hoofdverblijfplaats van [minderjarige] is en welke zorgregeling het beste aansluit bij de ontwikkeling van [minderjarige] . De definitieve beslissing is aangehouden.
2.2
Op 11 juli 2025 heeft de Raad de rechtbank een update van het raadsrapport doen toekomen. Uit onderzoek is gebleken dat het meest passende hoofdverblijf voor [minderjarige] bij de vader is. De proefperiode bij de vader is succesvol verlopen. [minderjarige] lijkt meer rust te hebben, hij haalt goede resultaten op school en hij heeft nieuwe vrienden gemaakt. De Raad ziet momenteel geen grote zorgen over de opvoedsituatie bij de vader. Voor wat betreft de zorgregeling is gebleken dat [minderjarige] de belmomenten met de moeder fijn vindt, maar dat hij de weekenden teveel vindt. Hij verveelt zich bij de moeder. Hij zou zelf één weekend per maand naar de moeder willen. De Raad verwacht dat het averechts gaat werken wanneer er weer niet naar [minderjarige] geluisterd wordt en hij wordt gedwongen om meerdere keren per maand een weekend naar de moeder te gaan. De Raad verwacht dat als [minderjarige] één keer per maand (bijvoorbeeld ieder eerste of laatste weekend van de maand) naar de moeder gaat en er wordt bekeken hoe dit weekend kan worden ingevuld, de band tussen [minderjarige] en de moeder verbetert. Ten aanzien van de vakantieregeling vindt de Raad het niet in het belang van [minderjarige] om de regeling in beton te gieten. De Raad adviseert de regeling zoals nu voorlopig is uitgesproken vast te laten leggen. Hier kan per jaar samen met de hulpverlening naar gekeken worden, zodat er ook rekening gehouden wordt met de wensen van [minderjarige] en wat passend is bij zijn situatie en planning.
2.3
Op 14 juli 2025 heeft ook de GI een bericht aan de rechtbank doen toekomen.
Hierin wordt onder meer vermeld dat de ouders in onderling overleg gekozen hebben voor de school “ [middelbare school] ” in [plaats 2] . Op 27 maart is [minderjarige] bij de vader gaan wonen en op 31 maart is hij op de nieuwe school gestart. Dit verloopt goed. [minderjarige] heeft nieuwe vrienden gemaakt en haalt goede cijfers. Wel had hij moeite met concentreren ten tijde van het raadsonderzoek. Ook is gebleken dat het goed gaat met [minderjarige] bij de vader thuis. Hij is meer ontspannen en minder in zichzelf gekeerd. Hij zegt gelukkig te zijn. [minderjarige] krijgt sinds de meivakantie hulp van een jeugdwerker binnen de gemeente. Dit vindt hij prettig. Ieder tweede en vierde weekend van de maand gaat [minderjarige] naar de moeder van vrijdagavond tot zondagavond. [minderjarige] vindt dit te lang; hij wil liever één weekend per maand. De belmomenten tussen de moeder en [minderjarige] zijn verlopen zoals afgesproken. Hiernaast hebben de ouders overeenstemming bereikt over de verdeling van de zomervakantie ( [minderjarige] is in de oneven jaren de eerste drie weken bij zijn vader, de laatste drie weken bij zijn moeder. [minderjarige] is in de even jaren de eerste drie weken bij zijn moeder, de laatste drie weken bij zijn vader) en Kerst en Oud & Nieuw ( [minderjarige] is in de oneven jaren met Oud & Nieuw bij de moeder en beide kerstdagen bij de vader. [minderjarige] is in de even jaren met Oud & Nieuw bij de vader en beide kerstdagen bij de moeder). Verder kunnen de ouders geen overeenstemming bereiken. De GI komt dan ook met het volgende voorstel:
* [minderjarige] is in de oneven jaren in de herfstvakantie bij de moeder en in de even jaren bij de vader;
* [minderjarige] is in de oneven jaren in de voorjaarsvakantie bij de vader en in de even jaren bij de moeder;
* de meivakantie moet evenredig worden verdeeld en met een vaste verdeling in de even en de oneven jaren worden vastgelegd;
* de kerstvakantie moet evenredig worden verdeeld, aansluitend aan de verdeelde feestdagen en met een vaste verdeling in de even en oneven jaren;
* Pasen/Pinksteren moet jaarlijks volgens een regeling vastgelegd worden. Dit houdt in dat [minderjarige] met Pasen en Pinksteren bij de moeder is als dit in zijn weekend bij de moeder valt. In dat geval is [minderjarige] tot maandagavond bij zijn moeder in plaats van tot zondagavond. In alle overige gevallen is [minderjarige] bij zijn vader.
De GI stelt dat het hoofdverblijf van [minderjarige] definitief bij de vader kan worden bepaald.
2.4
Tijdens de mondelinge behandeling is er door en namens de vader gesteld dat het goed gaat met [minderjarige] . [minderjarige] heeft het naar zijn zin bij zijn vader. Het gaat ook goed op school met [minderjarige] . Hij heeft vrienden en school heeft hem erg goed opgevangen. De vader weet dat [minderjarige] liever minder lang en minder vaak naar de moeder gaat. Hij wist echter niet dat [minderjarige] maar twee dagen in het weekend naar de moeder wil in plaats van drie dagen. De vader kan dit zich voorstellen, omdat de vader en [minderjarige] gezamenlijke interesses hebben wat het makkelijk maakt om samen dingen te ondernemen. Dit is bij de moeder niet het geval. Het contrast tussen de omgeving van de vader en die van de moeder is dan ook erg groot. Hiernaast levert [minderjarige] vrije tijd bij de vader in, onder meer omdat hij eerder drie weekenden bij de vader verbleef. De vader vindt het belangrijk dat [minderjarige] de moeder blijft zien, maar hij stelt dat kwaliteit boven kwantiteit gaat. Op het moment dat [minderjarige] een weekend naar de moeder gaat, is op donderdagavond al aan hem te merken dat het minder goed met hem gaat. Uiteindelijk zal dit ook ten koste gaan van school op vrijdag. Voor wat betreft de zomervakanties begrijpt hij dat [minderjarige] drie weken achter elkaar bij de moeder te lang vindt. Het opdelen van deze vakantie vindt de vader geen goed idee, want dan moet [minderjarige] te vaak heen en weer bewegen tussen de ouders.
2.5
Door en namens de moeder is gesteld dat de moeder het liefst wil dat [minderjarige] haar hoofdverblijf bij haar heeft, maar ze weet dat dit voor [minderjarige] niet helpend is. Ten aanzien van dit punt refereert ze zich aan het oordeel van de rechtbank. Echter is de moeder het er niet mee eens dat haar tijd met [minderjarige] wordt ingeperkt. Het lijkt er op dit moment op dat [minderjarige] alles zelf kan bepalen. Alles wat hij zegt wordt momenteel voor waarheid aangenomen. De moeder beseft dat [minderjarige] minder te doen heeft bij haar dan bij de vader. Bij de vader heeft hij vrienden en kan hij varen. De moeder woont niet in een omgeving waarin hij kan varen en hij heeft hiernaast geen vrienden in de buurt van de moeder. Wel doet de moeder haar best voor hem, heeft ze een supboard voor hem gekocht en probeert de moeder leuke dingen met [minderjarige] te doen als hij bij haar is. Zij overlegt met hem daarover. Er zullen echter altijd momenten zijn waarop hij zichzelf moet vermaken. De moeder is bang dat ze [minderjarige] steeds minder zal gaan zien, omdat hij minder vaak en niet meer (lang) naar haar toe wil komen. De moeder gunt hem het geluk bij de vader, maar ze mist hem verschrikkelijk. De moeder verzoekt een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] twee weekenden per maand bij haar verblijft. Voor wat betreft de vakanties zou ze willen dat de zomervakantie bij helfte wordt verdeeld. De herfstvakantie en de voorjaarsvakantie kan ook gelijkmatig worden verdeeld. [minderjarige] verblijft dan de eerste helft van deze vakantie bij degene bij wie hij dat weekend heeft verbleven. De meivakantie kan ook bij helfte worden verdeeld; [minderjarige] kan in de even jaren bij de moeder verblijven en in de oneven jaren bij de vader. De moeder kan geen vrij nemen in december, dus de kerstvakantie kan niet worden verdeeld. De moeder heeft de kerstdagen en Oud & Nieuw wel vrij, dus dit kan worden verdeeld zoals de GI heeft voorgesteld. Ook met Pasen en Pinksteren kan de moeder geen vrij krijgen. De belafspraken wil de moeder graag houden zoals het nu gaat.
2.6
Door de Raad is, aanvullend op het raadsrapport, gesteld dat er moet worden gewerkt aan het stukje verveling dat [minderjarige] ervaart bij de moeder. Er moet worden onderzocht wat de moeder en [minderjarige] samen kunnen ondernemen om de verveling bij [minderjarige] weg te nemen. Hiernaast zou de moeder een keer naar [minderjarige] toe kunnen gaan, zodat ze zijn leefwereld kan zien en wat makkelijker bij hem kan aansluiten. Echter is het ook belangrijk dat [minderjarige] leert dat het bij de vader anders is dan bij de moeder en dat verveling hier ook bij hoort. Voor wat betreft de zorgregeling kan de zomervakantie half om half worden verdeeld. Als [minderjarige] drie weken achter elkaar bij de moeder teveel vindt, kan dit ook worden verdeeld in een keer twee weken en een keer één week. Ook op deze manier wordt de kwaliteit van het contact gewaarborgd. De Raad is wel van mening dat [minderjarige] nu te zelfbepalend is, dit is een risico in het contact met de moeder.
2.7
Door de GI is gesteld dat ze zich aansluiten bij het bericht van 14 juli 2025.
2.8
Door de bijzondere curator is gesteld dat het beter gaat met [minderjarige] . Hij oogt meer ontspannen. De bijzondere curator stelt dat [minderjarige] op zijn eigen manier kijkt naar de verdeling van de vakanties en de omgangsweekenden. Toen hij nog bij de moeder woonde, was hij in de weekenden en in de vakanties bij de vader. Voor hem voelt het dan ook alsof zijn vrije tijd bij de vader wordt ingeperkt ten opzichte van toen. De bijzondere curator vindt het belangrijk dat er goede omgangsafspraken komen tussen [minderjarige] en de moeder en dat de tijd die [minderjarige] en de moeder hebben kwalitatief goed is. Ze ziet dat [minderjarige] het bij de moeder moeilijk vindt om zichzelf te vermaken; mede omdat hij hier geen vrienden heeft. Ze adviseert een regeling waarbij [minderjarige] minimaal twee weken in de zomervakantie bij de moeder verblijft. Het is voor [minderjarige] namelijk ook fijn dat hij tijd kan doorbrengen met zijn vrienden en eventueel een bijbaantje op kan pakken. Hiernaast kan de bijzonder curator ook staan achter één weekend per maand naar de moeder in plaats van twee weekenden. Echter vindt ze dan één overnachting wel te weinig. Dit moeten er dan twee per weekend zijn.
2.9
Door [minderjarige] is gesteld dat hij het naar zijn zin heeft bij de vader. Hij heeft vrienden gemaakt, is veel buiten en ook op school gaat het goed. Hij heeft een leuke vakantie gehad bij de vader. Hij ziet er tegenop om in de vakantie naar de moeder te gaan, omdat hij bij de moeder minder te doen heeft dan bij de vader. De moeder doet geen leuke dingen met hem. Hij wil graag dat de moeder wat flexibeler is met plannen maken en dat ze luistert naar wat [minderjarige] wil doen. Dat gebeurt nu niet, want ze doen alleen dingen die de moeder leuk vindt. Hij wil wel in de vakantie naar de moeder, maar hij wil maar twee weken gaan. Drie weken vindt hij te lang. De andere vakanties mogen bij helfte worden verdeeld en Kerst en Oud & Nieuw wil hij het ene jaar bij de vader zijn en het andere jaar bij de moeder. Ook vindt hij het teveel om twee weekenden per maand naar de moeder te gaan. Hij wil het liefst één weekend en dan één nacht, bijvoorbeeld van vrijdag op zaterdag. Wel vindt [minderjarige] het fijn om regelmatig met de moeder te bellen. Hij belt op dinsdag, donderdag en zondagochtend met haar. Dit zijn korte gesprekken en hij kan niet altijd een goed gesprek met haar aangaan. Dat vindt hij jammer. [minderjarige] heeft veel aan zijn bijzondere curator. Als hij dingen met haar bespreekt, dan probeert ze iets aan de problemen die hij heeft te doen. Hij vindt het fijn dat er naar hem wordt geluisterd, want de GI luistert niet goed naar hem. [minderjarige] heeft ook contact met een hulpverlener van de gemeente, maar hier heeft hij niets aan. Hij doet niets met de problemen die [minderjarige] aankaart.
Hoofdverblijf
2.1
Uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de proefperiode goed verlopen is. [minderjarige] voelt zich fijn bij de vader, het gaat goed op school en hij heeft vrienden gemaakt. Hij stelt zelfs dat hij gelukkig is en weer perspectief heeft. Omdat het zo goed met [minderjarige] gaat bij de vader, zal de rechtbank het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader bepalen.
Zorgregeling
Weekendregeling
2.11
Hiernaast is gebleken dat [minderjarige] vindt dat hij te veel en te lang bij de moeder moet verblijven volgens de voorlopig bepaalde zorgregeling. Echter vindt de rechtbank het belangrijk dat hij voldoende omgang blijft houden met de moeder en dat twee weekenden per maand passend is gezien het feit dat hij momenteel bij de vader woont, hier dus de meeste tijd spendeert en eerst bij de moeder woonde. De rechtbank begrijpt dat [minderjarige] zich wat meer verveelt bij de moeder, maar ze vindt ook dat hieraan gewerkt kan worden, zodat de tijd die de moeder en [minderjarige] hebben kwalitatief beter wordt. De rechtbank is het met de Raad eens dat er moet worden onderzocht wat de moeder en [minderjarige] samen kunnen ondernemen om de verveling bij [minderjarige] weg te nemen. [minderjarige] kan hierin ook zelf stappen zetten en bedenken wat hij bij en met de moeder kan ondernemen. Hierdoor zal de band tussen de moeder en [minderjarige] verbeteren en zullen de omgangsweekenden fijner verlopen. Hierbij vindt de rechtbank het net als de Raad ook belangrijk dat [minderjarige] leert dat het bij de vader anders is dan bij de moeder en dat verveling hier soms ook bij hoort. De rechtbank wil [minderjarige] wel tegemoet komen in het aantal overnachtingen dat [minderjarige] bij de moeder per maand heeft. Ze wil het aantal overnachtingen beperken van vier maand naar drie per maand. Het tweede weekend van de maand verblijft [minderjarige] bij de moeder van vrijdagavond 20:00 uur tot zondagavond 20:00 uur, het vierde weekend van de maand verblijft [minderjarige] van vrijdagavond 20:00 uur tot zaterdagavond 20:00 uur bij de moeder.
Belmomenten
2.12
Omdat de belmomenten goed verlopen en [minderjarige] deze contacten met de moeder fijn vindt, zal de rechtbank deze momenten op dinsdag en donderdag vastleggen. Als [minderjarige] de behoefte heeft om vaker te bellen, dan kan dit. Ook de belmomenten zullen waarschijnlijk verbeteren naarmate [minderjarige] en de moeder een betere band opbouwen.
Vakanties en feestdagen
2.13
Omdat de ouders niet over alle vakanties en feestdagen overeenstemming hebben bereikt, zal de rechtbank hier een knoop in doorhakken. Ze vindt het hierbij belangrijk dat niet alles in beton gegoten wordt, zodat er ook rekening gehouden kan worden met de wensen en de planning van [minderjarige] . Ze zal de volgende regeling vaststellen:
- zomervakantie: [minderjarige] verblijft drie weken bij de moeder en drie weken bij de vader. Omdat [minderjarige] drie weken achter elkaar bij de moeder te lang vindt, kan dit worden opgedeeld in bijvoorbeeld een keer twee weken en een keer één week. De ouders bepalen dit in onderling overleg;
- kerstvakantie: [minderjarige] verblijft bij zijn vader, omdat de moeder geen vrij kan krijgen van haar werk;
- kerstdagen en Oud & Nieuw: [minderjarige] is in de oneven jaren met Oud & Nieuw bij de moeder en beide kerstdagen bij de vader. [minderjarige] is in de even jaren met Oud & Nieuw bij de vader en beide Kerstdagen bij de moeder;
- herfstvakantie: [minderjarige] verblijft de eerste helft van de vakantie bij degene bij wie hij dat weekend heeft verbleven. De andere helft van de vakantie verblijft hij bij de andere ouder;
- voorjaarsvakantie: [minderjarige] verblijft de eerste helft van de vakantie bij degene bij wie hij dat weekend heeft verbleven. De andere helft van de vakantie verblijft hij bij de andere ouder;
- meivakantie: [minderjarige] verblijft één week bij de moeder en één week bij de vader. Welke week hij waar verblijft wordt in onderling overleg bepaald;
- Pasen en Pinksteren: dit moet jaarlijks onderling bepaald worden, omdat de moeder moeilijk tot geen vrij kan krijgen met Pasen en Pinksteren.
Brief naar [minderjarige]
2.14
De rechtbank zal de volgende brief naar [minderjarige] sturen:
“Beste [minderjarige] ,
Op 8 augustus 2025 hadden wij opnieuw een gesprek naar aanleiding van jouw brief, waarin je verzoekt bij je vader te mogen wonen en een omgangsregeling met je moeder vast te stellen. We hebben besproken hoe de proefperiode is gelopen. Na het gesprek dat ik met jou gehad heb, heb ik ook je ouders gesproken. Daar waren ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, een vertegenwoordiger van de GI en jouw bijzondere curator bij aanwezig. Net als jij vindt iedereen dat de proefperiode goed is verlopen en zijn ze blij dat het beter met je gaat.
Ik heb na dit gesprek goed nagedacht. Ik heb besloten dat ik jou in jouw wens zal volgen. Je ouders zijn het hier ook allebei mee eens. Dat betekent dat je bij je vader mag wonen en dat dit ook officieel zo wordt vastgelegd door inschrijving op het adres bij je vader.
Ook heb ik besloten dat je toch twee weekenden per maand bij je moeder verblijft, ook al vind je dat wat veel. Ieder tweede weekend van de maand verblijf je van vrijdag 20.00 uur tot zondag 20.00 uur bij je moeder en ieder vierde weekend van de maand verblijf je van vrijdag 20:00 uur tot zaterdag 20:00 uur bij je moeder. Je hebt aangegeven dat je minder weekenden bij je moeder wil verblijven, maar ik vind het goed voor jullie band als jullie elkaar wel twee weekenden per maand zien, omdat je de rest van de tijd bij je vader verblijft. Het is belangrijk dat er wordt onderzocht hoe jouw verveling kan worden weggenomen als je bij je moeder bent. Ook kunnen jullie samen nadenken wat jullie in de weekenden kunnen gaan doen, zodat het ook voor jou leuk is om naar je moeder toe te gaan. Ik heb wel naar jou geluisterd en ik heb daarom besloten dat je het tweede weekend maar één nacht bij je moeder hoeft te verblijven. Ook heb ik besloten dat je elke dinsdag en donderdag met je moeder belt, zoals je nu ook doet. Als je vaker met haar wil bellen dan mag dat natuurlijk ook.
Ik heb ook een verdeling gemaakt voor de vakanties en de feestdagen. De vakanties en feestdagen worden gelijk verdeeld, maar voor een deel zullen jouw ouders samen overleggen hoe deze verdeling er precies uit gaat zien. Als jouw ouders hierover hebben gepraat dan zullen ze dit aan jou laten weten. Wel heb ik bepaald dat je in de zomervakantie drie weken bij je moeder verblijft en drie weken bij je vader. Ik weet dat je drie weken erg lang vindt, dus daarom mag je deze weken ook opsplitsen. Je kan bijvoorbeeld een keer twee weken naar je moeder gaan en dan nog een keer een week. Dan kun je tussendoor bij je vader blijven.
Deze beslissingen zijn officieel vastgelegd in een zogenaamde beschikking en die zal naar allebei je ouders worden toegestuurd. Ik hoop dat mijn beslissing zo duidelijk is voor je.
Met vriendelijke groet,
Mr. De Beer,
kinderrechter,
team Familie- en Jeugdrecht,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant.”
Uitvoerbaar bij voorraad
2.15
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het in het belang van [minderjarige] is dat deze beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1
wijzigt het hoofdverblijf van [minderjarige] en bepaalt deze bij de vader;
6.2
stelt vast de volgende zorgregeling (met inachtneming van het gestelde onder rechtsoverweging 2.11, 2.12 en 2.13):
- [minderjarige] verblijft twee weekenden per maand bij de moeder. Ieder tweede weekend verblijft hij van vrijdag 20.00 uur tot zondag 20.00 uur bij de moeder en ieder vierde weekend verblijft hij van vrijdag 20:00 uur tot zaterdag 20:00 uur bij de moeder;
- [minderjarige] en de moeder bellen elke dinsdag en donderdag met elkaar;
- [minderjarige] verblijft in de zomervakantie drie weken bij de moeder en drie weken bij de vader. Omdat [minderjarige] drie weken achter elkaar bij de moeder te lang vindt, kan dit worden opgedeeld in bijvoorbeeld een keer twee weken en een keer één week. De ouders bepalen dit in onderling overleg;
- [minderjarige] verblijft in de kerstvakantie bij zijn vader, omdat de moeder geen vrij kan krijgen van haar werk;
- [minderjarige] is in de oneven jaren met Oud & Nieuw bij de moeder en beide kerstdagen bij de vader. [minderjarige] is in de even jaren met Oud & Nieuw bij de vader en beide kerstdagen bij de moeder.
- [minderjarige] verblijft de eerste helft van de herfstvakantie bij degene bij wie hij dat weekend heeft verbleven. De andere helft van de vakantie verblijft hij bij de andere ouder;
- [minderjarige] verblijft de eerste helft van de voorjaarsvakantie bij degene bij wie hij dat weekend heeft verbleven. De andere helft van de vakantie verblijft hij bij de andere ouder;
- [minderjarige] verblijft in de meivakantie één week bij de moeder en één week bij de vader. Welke week hij waar verblijft wordt in onderling overleg bepaald;
- Pasen en Pinksteren moet jaarlijks onderling bepaald worden, omdat de moeder moeilijk tot geen vrij kan krijgen met Pasen en Pinksteren;
6.3
verklaart deze beschikking tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad;
6.4
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Beer, rechter, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 augustus 2025 in tegenwoordigheid van drs. Swint, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.