6.2stelt vast de volgende zorgregeling (met inachtneming van het gestelde onder rechtsoverweging 2.11, 2.12 en 2.13):
- [minderjarige] verblijft twee weekenden per maand bij de moeder. Ieder tweede weekend verblijft hij van vrijdag 20.00 uur tot zondag 20.00 uur bij de moeder en ieder vierde weekend verblijft hij van vrijdag 20:00 uur tot zaterdag 20:00 uur bij de moeder;
- [minderjarige] en de moeder bellen elke dinsdag en donderdag met elkaar;
- [minderjarige] verblijft in de zomervakantie drie weken bij de moeder en drie weken bij de vader. Omdat [minderjarige] drie weken achter elkaar bij de moeder te lang vindt, kan dit worden opgedeeld in bijvoorbeeld een keer twee weken en een keer één week. De ouders bepalen dit in onderling overleg;
- [minderjarige] verblijft in de kerstvakantie bij zijn vader, omdat de moeder geen vrij kan krijgen van haar werk;
- [minderjarige] is in de oneven jaren met Oud & Nieuw bij de moeder en beide kerstdagen bij de vader. [minderjarige] is in de even jaren met Oud & Nieuw bij de vader en beide kerstdagen bij de moeder.
- [minderjarige] verblijft de eerste helft van de herfstvakantie bij degene bij wie hij dat weekend heeft verbleven. De andere helft van de vakantie verblijft hij bij de andere ouder;
- [minderjarige] verblijft de eerste helft van de voorjaarsvakantie bij degene bij wie hij dat weekend heeft verbleven. De andere helft van de vakantie verblijft hij bij de andere ouder;
- [minderjarige] verblijft in de meivakantie één week bij de moeder en één week bij de vader. Welke week hij waar verblijft wordt in onderling overleg bepaald;
- Pasen en Pinksteren moet jaarlijks onderling bepaald worden, omdat de moeder moeilijk tot geen vrij kan krijgen met Pasen en Pinksteren;