Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De zaak in het kort
2.Het verloop van de procedure
3.De feiten
4.Het geschil
€ 225.925,45 (exclusief btw) en veroordeling tot vergoeding van nadere schade, nader te bepalen in een schadestaatprocedure,
€ 141.872,28 (btw verlegd) wegens onbetaalde facturen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vervaldatum van de betreffende factuur,
5.De beoordeling
€ 48.761,68 maakte namelijk onderdeel uit van de oorspronkelijke vordering tot vergoeding van schade.
€ 141.872,28 (btw verlegd).
€ 27.080,75 onbetaald is gebleven. [aannemer] voert aan dat het oorspronkelijke factuurbedrag van € 35.194,50 onterecht in rekening was gebracht en dat slechts een bedrag van € 8.113,75 verschuldigd was. [aannemer] onderbouwt dit met een verwijzing naar productie 8 bij dagvaarding. Dit bedrag is ook betaald.
€ 1.650,00 gevorderd, hetgeen volgens [aannemer] een bedrag van € 1.200,00 zou moeten zijn. Duurzeam heeft dit in haar laatste akte geaccepteerd. Dit betekent dat een bedrag van
€ 1.200,00 wordt toegewezen.
6.De beslissing
€ 110.931, 25 (btw verlegd) aan onbetaalde facturen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW te rekenen vanaf de datum van dit vonnis,