Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 augustus 2025 in de zaak tussen
[verzoekster], uit [plaats 1], verzoekster
[derde-partij] B.V., uit [plaats 2].
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 20 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer BRE 25/2705. Verzoekster, woonachtig in [plaats 1], heeft beroep ingesteld tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor de aanleg van een zonneweide en een energie-opslagsysteem op de [locatie] in [plaats 3]. Daarnaast heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster het griffierecht van € 385,- niet tijdig heeft betaald. De griffier heeft verzoekster in een aangetekende brief van 5 juni 2025 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Deze brief is op 12 juni 2025 afgehaald, maar verzoekster heeft geen betaling gedaan binnen de gestelde termijn. De rechtbank heeft vervolgens op 31 juli 2025 een herinnering per gewone post verzonden, maar ook daarna is er geen betaling ontvangen. Verzoekster heeft geen redenen opgegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, waardoor er geen verontschuldiging voor dit verzuim is gebleken.
Gezien het bovenstaande heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk heeft beoordeeld en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.