ECLI:NL:RBZWB:2025:5589

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
25/2742
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning voor zonneweide

Op 20 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer BRE 25/2742. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor de aanleg van een zonneweide en een energie-opslagsysteem in Vlissingen. Daarnaast heeft verzoeker verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker het griffierecht van € 194,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had verzoeker in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van een aangetekende brief, maar deze brief kon niet op het opgegeven adres worden bezorgd en is retour gezonden. Verzoeker heeft geen verontschuldiging gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht.

Gezien het feit dat verzoeker het griffierecht niet heeft betaald en er geen verontschuldiging voor dit verzuim is gegeven, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk heeft beoordeeld en er geen proceskostenveroordeling is opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2742

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 augustus 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats 1] , verzoeker,

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen, college.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij] B.V., uit [plaats 2] .

Inleiding

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor de aanleg van een zonneweide en een energie-opslagsysteem op de [locatie] in [plaats 3] . Verzoeker heeft de voorzieningenrechter daarnaast verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 194,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoeker het griffierecht tijdig betaald?
De griffier heeft bij aangetekend ([kenmerk]) verzonden brief van 6 juni 2025 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. De brief is verzonden naar het adres zoals door verzoeker is opgegeven in het verzoekschrift: ‘[adres]) in [plaats 1] ’. Uit informatie van PostNL is gebleken dat de aangetekende brief niet bezorgd kon worden op dat adres, maar dat deze is bezorgd op een afhaalpunt. Verzoeker heeft deze aangetekend verzonden brief niet afgehaald, waarna de brief retour is gezonden aan het landelijk dienstencentrum van de rechtspraak. De rechtbank heeft een kopie van de nota op 31 juli 2025 per gewone post naar verzoeker verzonden. Verzoeker heeft het griffierecht niet betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 20 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.