In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 januari 2025 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen onder toezicht zijn gesteld van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, en dat zij sinds april 2024 in een netwerkpleeggezin verblijven. De kinderrechter heeft de noodzaak van de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing onderbouwd door te verwijzen naar de onveilige situatie bij de ouders, die niet in staat zijn om een veilige omgeving voor de kinderen te bieden. De moeder heeft geen contact met de GI en is niet verschenen op de zitting, terwijl de vader en de pleegouders het verzoek tot verlenging steunen. De minderjarigen hebben in e-mails aangegeven dat zij graag bij de pleegouders willen blijven wonen, wat de kinderrechter heeft meegenomen in zijn overwegingen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.