ECLI:NL:RBZWB:2025:5602

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
BRE 16/4967 t/m 16/4970 en 16/4972 t/m 16/4977
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 augustus 2025, wordt het verzet van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van 3 februari 2017 behandeld. In die eerdere uitspraak werd het beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat hij geen gronden had ingediend. De rechtbank oordeelt dat het verzet ontvankelijk maar ongegrond is. De rechtbank legt uit dat de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn pas is gaan lopen na toezending van de eerdere uitspraak aan de huidige gemachtigde van de belanghebbende. De rechtbank benadrukt dat de voormalig gemachtigde van de belanghebbende geen gronden heeft vermeld in het beroepschrift, wat in strijd is met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat de nalatigheid van de voormalig gemachtigde voor rekening en risico van de belanghebbende komt. De rechtbank handhaaft de eerdere uitspraak en verklaart het verzet ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 16/4967 tot en met 16/4970 en 16/4972 tot en met 16/4977

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2025 op het verzet van

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. S. Yadegari),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 3 februari 2017 in het geding tussen
belanghebbende
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van belanghebbende gaat over de uitspraak van de rechtbank van 3 februari 2017 (de 8:54-uitspraak) waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet overleggen van de gronden van het beroep.
1.1.
Belanghebbende heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 3 februari 2017 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [1] is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ontvankelijk maar ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Ontvankelijkheid verzet
4. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken (artikel 6:7 in verbinding met artikel 8:55, tweede lid, van de Awb). Die termijn start de dag na de verzending van de 8:54-uitspraak. Belanghebbende heeft bij het insturen van het verzetschrift de ontvangst van de 8:54-uitspraak betwist, en daarmee ook de verzending. Gelet op het tijdsverloop in deze zaak, is de rechtbank niet meer in staat om een sluitende verzendadministratie te overleggen. De verzettermijn is dan ook pas gaan lopen door toezending van de 8:54-uitspraak aan de huidige gemachtigde, waartegen tijdig verzet is gedaan. Het verzet is dan ook ontvankelijk.
Het beroep van belanghebbende
5. Het beroepschrift is ingediend door de voormalig gemachtigde van belanghebbende ([naam]).
5.1.
Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met de bestreden uitspraak op bezwaar. Het enkel bijvoegen van een kopie van de uitspraak op bezwaar geldt niet als motivering. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank - na een herstelmogelijkheid - het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
5.2.
[naam] heeft in het beroepschrift geen gronden vermeld. In het beroepschrift heeft [naam] verzocht om uitstel van acht weken voor het indienen van onder andere de gronden. De rechtbank heeft bij brief van 11 augustus 2016 verzocht om binnen acht weken dit verzuim te herstellen. De aangetekende zending is op 16 augustus 2016 onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd. De brief is op 16 augustus 2016 nogmaals per gewone post verzonden.
5.3.
Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 28 oktober 2016 met een termijn van twee weken. De aangetekende brief is op 17 november 2016 onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd. De brief is op 22 november 2016 nogmaals per gewone post verzonden met een laatste termijn van twee weken. De gemachtigde heeft binnen die termijn geen gronden ingediend en heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
De uitspraak van 3 februari 2017
6. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk geacht.
7. De gemachtigde van belanghebbende voert aan dat het beroep door de voormalig gemachtigde onbehandeld is gebleven ondanks de herhaalde verzoeken om aanvulling van de beroepen, maar dat dit belanghebbende niet verweten kan worden. In essentie voert belanghebbende aan dat zijn voormalig gemachtigde zijn taak niet naar behoren heeft uitgevoerd, en dat om die reden de beroepen niet kennelijk niet-ontvankelijk verklaard hadden mogen worden.
8. De rechtbank begrijpt dat het zeer vervelend voor belanghebbende is indien de voormalig gemachtigde de zaken van belanghebbende niet goed zou hebben behartigd. Dat neemt echter niet weg dat tijdens het verzenden van de relevante correspondentie ten aanzien van het indienen van de beroepsgronden de voormalig gemachtigde nog steeds gemachtigd was om namens belanghebbende op te treden. De nalatigheid van deze gemachtigde komt dus voor rekening en risico van belanghebbende. [2]
9. Deze verzetsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. De grond van het verzet slaagt niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 3 februari 2017. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 20 augustus 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl). Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Vergelijk in dezelfde zin bij termijnoverschrijdingen overweging 5.1 van de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024, ECLI:NLCBB:2024:31.