ECLI:NL:RBZWB:2025:561

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
430206 JE RK 24-2323
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Roose
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 januari 2025 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader, die het ouderlijk gezag heeft, verlengd van 18 januari 2025 tot 18 juli 2025. De zaak is behandeld in een mondelinge zitting met gesloten deuren, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De GI had verzocht om de machtiging te verlengen, omdat er nog veel stappen gezet moeten worden in de hulpverlening aan de ouders, met name aan de moeder, die momenteel onder toezicht staat en een diagnostisch onderzoek ondergaat. De kinderrechter oordeelde dat, gezien de huidige situatie en de noodzaak voor de ontwikkeling van [minderjarige], het in het belang van het kind is dat hij bij de vader blijft. De kinderrechter benadrukte dat er een duidelijk stappenplan moet komen voor de ouders en hun hulpverleners, zodat er zicht is op de voorwaarden voor een eventuele terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/430206 / JE RK 24-2323 (
machtiging tot uithuisplaatsing [minderjarige])
Datum uitspraak: 10 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Eindhoven,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2022 in [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats],
advocaat: mr. M.V. de Nooijer te Middelburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van 23 december 2024, ontvangen op 23 december 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 10 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI.
1.3.
Vanwege de nauwe samenhang tussen het verzoek van de GI in deze zaak en het verzoek van de GI in de zaak met kenmerk: C/02/429822 / JE RK 24-2251, worden de zaken gezamenlijk behandeld. Er zal bij separate beschikking worden beslist.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 18 juli 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 18 juli 2024 en tot 18 januari 2025. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 7 november 2024 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag verleend, te weten bij de vader, met ingang van 7 november 2024 en tot 21 november 2024. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.4.
Bij beschikking van deze rechtbank van 18 november 2024 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag verleend, te weten bij de vader, met ingang van 21 november 2024 en tot 21 december 2024. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 17 december 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 18 januari 2025 en tot 18 juli 2025. Bij dezelfde beschikking is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag, te weten de vader, verlengd met ingang van 21 december 2024 en tot 18 januari 2025.
2.6.
Op basis van de voorgenoemde machtiging tot uithuisplaatsing verblijft [minderjarige] bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag, te weten de vader, voor de duur van de ondertoezichtstelling te verlengen, te weten tot 18 juli 2025.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. De GI verklaart dat er deze week contact is geweest met de hulpverlening van de moeder ([afdeling]). [afdeling] gaf aan dat het diagnostisch onderzoek van de moeder is begonnen, maar dat dit moeizaam verloopt. Verder heeft de GI de hulpverleners van de vader gesproken (het [team]). De GI is bezig om met het [team] een veiligheidsplan op te stellen. De hulpverlening vanuit het [team] is recent van start gegaan. De vader wil zich bewust worden van valkuilen in zijn communicatie met de moeder. Het doel van [afdeling] en het [team] is om met de ouders ook gezamenlijke gesprekken te gaan voeren, naast hun individuele trajecten. Het is volgens de GI nog onduidelijk wanneer gestart zal worden met deze gezamenlijke gesprekken. De GI licht verder toe dat [organisatie] heeft aangegeven dat er nauwelijks contact mogelijk is met de moeder. [organisatie] ondersteunt de moeder bij het vinden van huisvesting, maar de moeder lijkt geen hulpvraag te hebben en heeft verschillende opties afgewezen. De GI heeft ook zorgen over hoe de omgangsmomenten tussen de moeder en de minderjarigen zijn verlopen tijdens de kerstvakantie. Er zal worden gekeken naar de mogelijkheid van een tweede omgangsbegeleider, zodat er wellicht ook een extra omgangsmoment kan worden gefaciliteerd. De moeder is momenteel nog niet in staat om voor [minderjarige] te zorgen. Het is een zeer complexe casus en er is nog veel nodig om de zorgen te doen wegnemen.
4.2.
Door en namens de moeder wordt ter gelegenheid van de mondelinge behandeling het volgende verklaard. De hele situatie is een ware nachtmerrie die de moeder compleet overvallen heeft. Er bestaat een verschil in hoe de familie van de ouders naar de ouders kijkt en wat vrienden van de ouders over hen zouden vertellen. De ouders hebben heel hard gewerkt in de afgelopen jaren om zaken te veranderen. Verder bestaat er een groot verschil tussen de situatie van afgelopen zomer en nu. Er was sprake van een stijgende lijn. De moeder heeft echter nooit de kans gehad om middels de hulpverlening (IPT) in de praktijk te laten zien hoe het in de thuissituatie gaat. De moeder vertelt daarnaast dat ze het gevoel had dat ze steeds moest doorgaan, waardoor ze uiteindelijk over haar eigen grenzen is gegaan. Tijdens de vorige zitting is besproken dat er eerst zicht dient te komen op de psychische gesteldheid van de moeder. De moeder heeft inmiddels al een aantal afspraken gehad met [afdeling] en er worden binnenkort ook gezamenlijke gesprekken gepland tussen het [team], [afdeling] en de ouders. [afdeling] gaf aan vier gesprekken nodig te hebben om het diagnostisch onderzoek af te ronden, hetgeen maakt dat er binnenkort zicht is op de psychische gesteldheid van de moeder. Op dat moment kan worden bezien of en op welke wijze kan worden gewerkt aan een terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. De moeder wil hiervoor een veiligheidsplan opstellen, maar zolang de moeder niet thuis is, komt er niet meer zicht op de moeder dan [afdeling] beschrijft. Er is meer nodig om zicht te verkrijgen op de moeder dan enkel de begeleide bezoeken, maar IPT is nog steeds niet ingezet. Het duurt erg lang en de situatie wordt steeds lastiger voor de moeder. [minderjarige] is erg jong en heeft behoeft aan korte, frequente contacten met beide ouders. De moeder wil dat [minderjarige] wordt teruggeplaatst bij haar, hetgeen maakt dat het verzoek moet worden afgewezen. Mocht de uithuisplaatsing toch worden verlengd, dan dient dit voor een kortere duur dan zes maanden te worden toegewezen. [afdeling] heeft op korte termijn het diagnostisch onderzoek afgerond en deze resultaten moeten worden afgewacht. Daarna kan een plan van aanpak worden gemaakt en weet de moeder aan welke voorwaarden zij moet voldoen voor een terugplaatsing van [minderjarige]. Er dient een vinger aan de pols te worden gehouden. Tot slot heeft de GI haar verzoek alleen mondeling toegelicht en mist er onderbouwing in de vorm van stukken. Met het oog op de rechtsbescherming van de moeder kan het ingrijpende verzoek van de GI dan ook niet voor zes maanden worden toegewezen.
4.3.
De vader geeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aan dat de situatie heel lastig is. De vader probeert alles goed te regelen, maar de kinderen missen de moeder. Er moeten dingen veranderen, maar het is jammer dat de gezinsmanager nog niet gestart is. De ouders hebben daardoor niet de kans gekregen om te laten zien dat het beter gaat, zij het met kleine stapjes. Het zou fijn zijn als er ook wordt gekeken naar de dingen die goed gaan, aangezien dit motiverend werkt. De vader verklaart daarnaast dat hij snapt dat er eerst een diagnostisch onderzoek moet plaatsvinden bij de moeder, maar dat er ook moet worden gekeken naar een duidelijk stappenplan. De vader begrijpt dat een verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is, maar bepleit een kortere periode. Het is belangrijk dat er een vinger aan de pols wordt gehouden over de voortgang van het stappenplan middels een eerder toetsmoment dan juli. De vader licht tot slot toe dat de omgangsmomenten tussen de kinderen en de moeder positief verlopen, maar dat het niet praktisch is dat de vader er niet bij kan zijn.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van het bepaalde in de artikelen 1:265c lid 1 en 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de machtiging uithuisplaatsing op verzoek van de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, met maximaal een jaar verlengen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. De kinderrechter oordeelt dat in dit geval is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikelen 1:265c lid 1 BW en 1:265b lid 1 BW. Dit licht de kinderrechter als volgt toe.
5.2.
De kinderrechter stelt allereerst vast dat de ouders, samen met de hulpverleners, een aantal stappen hebben gezet. Allereerst is [afdeling] aan de slag gegaan met het diagnostisch onderzoek bij de moeder. Daarnaast is de hulpverlening voor de vader vanuit het [team] recent opgestart en is besloten dat er, naast de individuele trajecten van de ouders, ook gezamenlijke gesprekken zullen gaan plaatsvinden tussen [afdeling], het [team] en de ouders. Dit is positief. De kinderrechter stelt daarnaast vast dat er nog veel stappen moeten worden gezet. Er is, omdat het diagnostisch onderzoek nog loopt, op dit moment onvoldoende zicht op de psychische gesteldheid, de emotionele beschikbaarheid en de belastbaarheid van de moeder. Ook is er door het [team] en [afdeling] nog geen veiligheidsplan opgesteld. Verder zal de diagnostiek van de moeder tot conclusies en mogelijk ook tot vervolgstappen leiden, zoals de inzet van hulpverlening. Tot slot is de hulpverlening voor de vader nog maar net gestart. De vader wil, zoals hij zelf aangeeft, inzicht krijgen in de valkuilen die er zijn als het gaat om zijn communicatie met de moeder. Al deze stappen moeten zorgvuldig doorlopen worden, hetgeen tijd zal kosten. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van mening dat er op dit moment nog geen terugplaatsing van [minderjarige] bij de moeder kan worden gerealiseerd en dat de verzochte termijn voor verlenging passend is. De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige] momenteel bij de vader verblijft en dat de GI zich geen zorgen maakt over de capaciteiten van de vader om [minderjarige] goed te verzorgen en op te voeden. Het is het meest in het belang van [minderjarige] dat hij bij de vader blijft. Daarbij gaat de kinderrechter ervan uit dat de GI rekening houdt met hetgeen [minderjarige] nodig heeft als het gaat om de hechtingsrelatie met de moeder. Tot slot is het de kinderrechter gebleken dat de ouders behoefte hebben aan duidelijkheid en een helder plan van aanpak. Het is dan ook belangrijk dat de GI in samenspraak met de ouders en hun hulpverleners een concreet stappenplan opstelt, zodat voor alle betrokkenen duidelijk is aan welke voorwaarden moet worden voldaan, welke doelen moeten worden bereikt en wanneer deze doelen moeten worden bereikt.
5.3.
De kinderrechter zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing, ondanks een eventueel hoger beroep, meteen uitgevoerd kan worden.
5.4.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag, te weten de vader, met ingang van 18 januari 2025 en tot 18 juli 2025;
6.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2025 door mr. Roose, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Boomaars, griffier, en op schrift gesteld op 24 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.