Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het nadere procesverloop
- de in deze zaak gegeven beschikking van 9 mei 2025 en alle daarin genoemde stukken;
 - de op 1 juli 2025 van de GI ontvangen briefrapportage met bijlagen.
 
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en een tolk;
 - de vader;
 
2.De feiten
3.Het resterende verzoek
4.De toelichting van de GI
5.De standpunten van de minderjarigen en belanghebbenden
6.De (nadere) beoordeling
binnen de toegezegde twee weken (uiterlijk op 22 juli 2025) een onderbouwing van de GI te ontvangen voor de beslissingen die zij heeft genomen.Deze onderbouwing dient in ieder geval de volgende informatie te bevatten:
- de actuele stand van zaken ten aanzien van alle drie minderjarigen;
 - de huidige ontwikkeling van de minderjarigen, waaronder de schoolgang en/of dagbesteding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
 - het plan voor de thuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hierbij verwacht de kinderrechter duidelijkheid over het verlofplan, een evaluatie van de contactmomenten met de moeder en duidelijkheid over de opvoedvaardigheden van beide ouders;
 - het plan voor de thuisplaatsing van [minderjarige 3] . Hierbij verwacht de kinderrechter een gedegen onderbouwing waarom is gekozen voor een thuisplaatsing bij een van de ouders, duidelijkheid over de opvoedvaardigheden van de ouders en duidelijkheid over hoe de contactmomenten met de ouders verlopen;
 - het plan om tegemoet te komen aan de behoeften van de minderjarigen om meer contact met elkaar te hebben;
 - haar standpunt over het resterende deel van de verzoeken en het gewenste verdere procesverloop.
 
(de advocaat van)de moeder en de vader toe te zenden.
7.De beslissing
uiterlijk op 22 juli 2025aan de kinderrechter, de advocaat van de moeder en de vader wordt gestuurd,
[datum] 2025 om [uur]in het gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, aan Stationslaan 10 in Breda;
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
 - door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.